Van de Klip-geyt.
DE Klip-geyt verschilt weynigh in groote met de tamme Geyt, maer schiet even wel in de hoogte wat meer op. Hy heeft roode oogen, langhachtige ooren, en is wederzijds van de wortel der hoornen boven de oogen tot aen 't uyterste van de bovenste lip met een blinckent-geele en zwarte streep getekent. Het voorhooft is als met een star verciert. De hoornen zijn zwartachtigh, door veel knoopen onderscheyden, en aen 't eynde soo scherp als een haeck. De verw van de huydt is tusschen donker en ros, en helt des Somers meer na 't ros en des Winters meer na het doncker. De naem wijst aen dat dit beest van naturen klippige ende berghachtige plaetsen bemint, en laet sich oock somtijdts op de benedenste toppen van de Alpes sien.
De spijs, voortteelingh en ouderdom komt met meer andere soorten van wilde Geyten of Bocken over een.
Gelijck als de tamme Geyt seer begeerigh is om zout te licken, soo siet men dat de Klip-geyt door een besondere drift van de natuur seer genegen is om sant te licken, want hier door wordt de slijmigheyt van de tongh en mondt afgevaeght, en hem alsoo beter etens lust verweckt.
Dese beesten, wanneerse seer hooge en steyle bergen willen beklimmen, soo vatten sy de uytsteecksels van de klippen met de hoornen, als met een haeck, en alsoo worden van haer de ontoeganckelijcke klippen beklommen.
Men seyt, schrijft Scaliger, datse met de punten van de hoornen de rugh seer graegh krauwen: doch moeten hier van dickwils het volgende ongemack uytstaen, te weten: datse uyt die schuyringh en krauwingh soo grooten geneught scheppende, het opperpunt van den hoorn soo diep in den huydt drucken, dat hy 'er niet weder kan uytgetrocken worden. Hier door stortense van de hooghste klippen ter neder, of sterven van honger, of worden lichtelijck van de Iagers gevangen.
Het vleesch van de Klip-geyt is droogh, en brenght een zwart-galligh voetsel by. Onder de Medicijnen wordt het bloedt en het vet wat meer geacht.