Van de Brasilische Geyten of Bocken, en van de Klip-geyt.
BY de Brasilianen worden tweederley soorten of geslachten van Bocken en Geyten gevonden: waer van de eerste onse gemeene Geyten soo wel in gedaente als groote des lichaems seer gelijck zijn. Het hooft is kleyn, en met zwarte uytstekende oogen versien, de neusgaten zijn wijdt, de mondt zwart en de ooren niet seer langh of breedt, van binnen witachtigh, van buyten ros, en met soo weynig hayren beset, soo dat men de ayren daer op klaerlijck bloot kan sien leggen. Het onderste kaeckbeen is wat langer als het bovenste. De voorste beenen zijn een en d'achterste anderhalven voet langh, yeder heeft twee zwarte klauwen, en boven desen noch twee kleynder op malkanderen leggende.
Het geheele lijf en voeten zijn met gladde rosse hayren begroeyt, aen de hals en op het hooft zijnse doncker van verwe, doch onder de krop of hals wit. Dese huydt, als het beest maer een ofte twee maenden oudt is, wordt met cierlijcke plecken getekent en onderscheyden, de welcke daer na met den ouderdom verdwijnen.
De tweede soorte verschilt wel niet in maecksel des lichaems en verwe van de huydt, maer de hoornen zijn veel langer, en in drie armen of vingeren gespleeten.
Weynigh kan men van de aert en natuur deser beesten by de Schrijvers vinden, alleenlijck hebben sy ons dit nagelaten, te weten: datse haer spijs herkauwen, en gevangen zijnde seer licht tam gemaeckt worden.