Van haer ouderdom is by de Natuurkundige niet naergelaten. De Luypart is boven maten wreedt van aert, en uytnement snel ter loop, maer wordt even wel door de wijn, waer na hy seer begeerigh is, droncken gemaeckt zijnde lichtelijck gevangen. Dese list wordt op volgende wijse aengestelt. De Iager bespiet de fonteyn, waer uyt sy des morgens vroegh plegen te drincken, hier omtrent set hy verscheyde backen met wijn. Wanneer sy nu komen om te drincken, en de wijn vindende vullen sy sich met de selve soodanigh op, datse daer door van de slaep overvallen worden. Hier op schieten de Iagers uyt haer hinderlagen, en werden alsoo de Luyparts met weynig moeyten gevangen en gedoot.
Haer schrickelijcke wreedtheydt is voor eenige tijdt in Vranckrijck gebleken: want na de doodt van Koningh François, hebben twee Luyparts een mannetje en een wijfje, uyt haer kot gebroken zijnde, veel Menschen omtrent Orleans seer wreedelijck verscheurt, en het is aengemerckt datse veel Vrouwen alleen de borsten afgegeten hadden. Hoe wel dit beest seer woest en wreedt is, soo heeft men nochtans in het selve teeckenen van danckbaerheyt en sachtmoedigheyt bespeurt. De Historyschrijvers verhalen, dat een Luyparts wijfken, wiens jongen in een kuyl gevallen waren, sich aen de Vader van eenen Philinus, onversiens vertoont heeft, om hem heen zwierde, en gelijck als vleyende sich door droefheyt voor hem vernederde. Eyndelijck sy haer klauwen soetjens in sijn kleederen slaende leyt hem na de kuyl. Hy de jongen daer uytgehaelt hebbende, toonde sy met haer jongen tekenen van blijdtschap, en heeft hem wederom tot buyten het bos vergeselschapt.
De Luypart munt uyt boven andere dieren, uytgenomen de Zivetkat en Muskusgeyt, in een seer aengename reuck, waer door alle andere dieren aengelockt worden en sich tot hem naderen, soo dat hy, schoon door ouderdom afgemat en verzwackt zijnde, evenwel door dat middel van spijse en wiltvanghst versien wordt.
Wanneer het wijfje geworpen heeft gaet sy voor het hol sitten, om alle vyandtlijcke aenval van andere dieren af te weeren, en haer jongen te beschermen, ondertusschen gaet het mannetje op den roof uyt om de kost te versorgen.
De Luypart hoe wel van natuur seer gretigh naer het Bockevleesch, soo heeft nochtans, gelijck als Aelianus verhaelt, een seeckere Luypart van een Bock of Geyt, waer mede hy van jonghs opgevoet was, niet eeten willen, schoon dat de Meester hem scheen door de honger daer toe te willen persen. Hier uyt hebben sommige noch eenige tekenen van beleeftheyt, en medelijden willen trecken.
De Luypart wanneer hy gaet of loopt, treckt sijn nagels ofte klauwen als in een scheede achterwaerts toe, op datse niet soude slijten en stomp worden, maer om de roof aen te tasten, steeckt hy die wederom uyt.
Hy heeft een besondere af keer met de Draecken, wiens geluyt ofte reuck hy niet verdragen kan. De Hyaena is hem een aengeboren vyandt, soo oock dat wanneer beyder vellen te samen worden opgehangen, die van de Luypart sijn haer verliest. Van de Haen en loock heeft hy oock een seer groote af keer, soo dat de gene die loock gegeten hebben of met sap bestreken zijn, sich niet voor de wreetheyt van de Luypart behoeven te vreesen.
Sommige Barbarische Moren hebben het vleesch van de Luypart tot spijse gebruyckt, in Indiën wierdt het selve mede eetbaer geschat, doch tweemael gekoockt zijnde, om te beter van de maegh te konnen verteert worden.
Cardanus versekert dat de rechter bal van de Luypart een sonderlingh geneesmiddel is, om de maentstonden te verwecken. De herssenen met sap van raket aen de teel-leden gestreken, verweckt de geylheyt.