dieren zijnse wel gesleepen. Sy gebruycken mede, om rap over de sneeuw te lopen, lange gekromde houten, gelijck wy by de beschrijvinge der Finnen aengewesen hebben. Hun meeste onderhoudt bestaet in versche en gedrooghde visch, en eeten derhalven meesten tijdt visch tot visch, en bereycken dies niet tegenstaende een hooge ouderdom.
De Kinderen worden van haer seer bemint en nauw in acht genomen, de welcke sy over al, in korven op haer ruggen gevestight, en met bonte vellen voor de strenge koude bewaert, mede dragen.
Het windt-verkoopen der Lappen schijnt een wonderlijcke saeck te zijn, ja by na ongelooffelijck, indien het niet door geloofwaerdige getuygen bevestight wierdt. Sy leveren voor een sekere beloningh aen die gene, die 't begeert een neusdoeck met drie knopen versien, waer van de eerste ontbonden zijnde een labbere koelte en soeten voorwindt verweckt, daer na de tweede los gemaeckt zijnde, doet een veel harder windt de logge zeylen opzwellen, en veroorsaeckt een sneedige voortganck aen de kielen; doch de laetste ontknoopt zijnde, mogen de schipper, stuurman en matrosen yeder wel op sijn werck passen, want de windt als dan soo sterck blaest, of mast, zeylen en tou-werck van boven neder sal gesmeeten worden.
Andersints konnen sy de schepen, schoon dat 'er een goede voorwindt opblaest, nochtans soo seer betoveren, dat niet een voetstap wijdt voorwaerts konnen geraken, als of sy op die plaetse gemetselt waren.
In dese verdoemelijcke Duyvels-dienst zijn sy soo seer versoopen, datse met geen redelijck tegenbewijs, noch bekentmakinge van een eeuwigh verderf beyde van het lichaem en de ziel daer van af gebracht konnen worden.