Van de Sweeden.
ONder de Noortsche Volckeren munt uyt de strijdtbare Sweetsche Natie, een volck van gestalte des lichaems den Duytsers niet seer ongelijck, sterck van leden, in tegenspoet en gevaer mannelijck behart, alle ledigheyt ten hooghsten hatende, en tot den arbeyt, koude en ongemack wel gewent.
De dracht ofte kleedingh der Sweeden schickt sich na de Duytse manier, en is weynigh of niets van de selve verscheyden.
De Sweeden zijn in 't gemeen met een genereusen en trouwhertigen inborst begaeft, en daer by tegen de vreemdelingen seer gastvry, voor een geluck achtende aen soodanigen huysvestingh te verlenen.
Sy zijn seer begeerigh om alderhande konsten en wetenschappen te leeren en te oeffenen. Haer manier van leven is ontbloot van alle overdaet, waer door sy gemeenlijck een hooge ouderdom bereycken.
Haer handel, die met veel volckeren gedreven wordt, bestaet in berg-wercken, als koper, yser en stael, pelteryen, pick, teer en andere scheeps-behoeften.
De dappere oorloghs-kunde der Sweeden wordt by een yeder geroemt, hier toe helpt niet weynigh haer besondere manier om goede krijghs-knechten te voet en te paert aen te queecken. Yeder Provintie is verbonden een seker getal krijghs-knechten uyt te leveren, die eenige tijdt by de Landtman onderhouden, en van haer Bevelhebbers geoeffent worden, tot soo lange sy in de guarnisoenen verplaetst, en, volkomen in de wapenhandel onderwesen, tegen haer vyanden in 't veldt gevoert zijn. Ondertusschen wordt wederom een nieuw getal op het landt vergadert, soo dat altijt de Sweeden van jonge aenkomende, in 't guarnisoen wel geoeffende, en in 't veldt kloeckmoedige en onvertsaeghde krijghs-knechten versien zijn. Doch wanneer een zwaren oorlogh voor handen is, wordt haer krijghs-macht door 't werven van andere volckeren gesterckt.
Haer mogentheyt ter zee bestaet in een goet aental van kloecke oorloghs-schepen, met alderhande krijghs-behoeften wel versien, en met ervaren zee-volck en dappere soldaten gemant.
De Koninghlijcke kroon van Sweeden wierdt eertijts door verkiesingh der Rijcks-stenden den Koningh op 't hooft gestelt, maer wordt nu ter tijdt door een eeuwigh erf-recht van de Koninghlijcke Na-zaten beseten.
Niet weynigh is de mogentheyt en dapperheyt der Sweeden door de onvergelijckelijcke helde-daden van Koningh Gustavus Adolphus vermeerdert, en ruchtbaer geworden. Dese kloeckmoedige Vorst met een matelijcke heyr-kracht in Pomeren, tot onderstant en bescherminge der Euangelische verdruckte Vorsten en Lant-saten, te lant gestapt, ruckt met die macht Duytslant in. Een groote menighte van stercke vestingen en wel gebouwde Steden, kreuckten voor sijn gewelt of sackten van selfs in sijn schoot. Eyndelijck door veel heerlijcke overwinningen zegen-pralende, is dese Sweetschen Opperhooft, in 't bespieden van 's vyants leger-plaets, onnosel om 't leven geraeckt. Christina van godsdienst veranderende en 't Rijcks-bestier afleggende, stapte Carel Gustavus op den troon; Dese, het geschil met de Poolse kroon liever door de onsekere uytkomsten van een landt- en mensch-verdervende oorlogh, als een nieuwe vre-verbintenisse vereffenen willende, treckt met sijn krijghs-benden Poolen in. Swaer en voorspoedigh was de indruck der Sweeden, doch na eenige tijdt begon de kans te keeren; en Sweeden ondertusschen door de Deenen ten strijdt gedaegt, sackt de Sweetsche Koningh met een afgeslooft heyrleger door Holsteyn Jutlandt in. De Deenen, hoe wel seer sterck by een vergadert, ruymen voor de Sweeden het veldt, waer op veel sterckten en Steden de overwinners in de handen vallen. De stercke vorst een wegh over de zee gebaent hebbende, dede Funen onder de Sweetsche macht bucken. De Sweeden