Van de Keur-vorsten.
TE recht heeft seker Rechts-geleerde betuyght, dat de Majesteyt des Duytsen Rijcks, op de macht en het groot ontsagh van de Vorsten des Landts gegrontvest is. Onder dese munten in mogentheyt en gesagh verre boven alle andere uyt de seven Keur-vorsten des Rijcks, bestaende uyt drie geestelijcke en vier wereltlijcke Keur-vorsten: te weten, de Keur-vorsten en Aerts-bisschoppen van Mentz, Trier en Keulen; De Keur-vorst en Koningh van Bohemen, de Keur-vorst en Palts-graef van Heidelberg, de Keur-vorst en Hertogh van Saxen, de Keur-vorst en Marck-graef van Brandenburgh.
De geestelijcke Keur-vorstelijcke hoogheyt wordt bekleedt, door de gene die tot de Bisschoppelijcke waerdigheyt van Mentz, Trier, ofte Keulen, door der selver Dom-kapittelen uytgekoren worden. De wereltlijcke Keur-vorstelijcke mogentheydt vervalt altijdt door een gedurigh erf-recht op de oudtste en eerstgeboren Soon van de Vorstelijcke linie van de Paltz, Saxen, Brandenburgh, en de Koninghlijcke hoogheyt van Bohemen. De laetste soorte worden tot het stemmen in 't verkiesen van een Keyser of Roomsche Koningh, en op Keur-vorstelijcke Rijcks-dagen niet toegelaten, voor en aleer den ouderdom van 18 jaren bereyckt hebben, en wordt ondertusschen haer plaets en Keur-vorstelijcke authoriteyt, door een van de naeste Bloet-verwanten als administrateur van 't Keur-vorstendom, waer genomen.
De Keur-vorsten en Aerts-bisschoppen van Mentz, voeren onder haer andere hoge titulen, die van Aerts-cancelier door Duytslandt, en is haer als een sonderlinge plicht aen bevolen, by het versterven van den Roomschen Keyser, de andere Keur-vorsten daer van te waerschouwen, tot de verkiesingh te vorderen, en den dagh van de selve uyt te schrijven. De eerste Aerts-bisschop van Mentz, Williges genaemt, was een Wagenaers soon, en tot de Bisschoppelijcke waerdigheyt verheven zijnde, settede een radt van een ploegh in 't Bisschoppelijcke wapen, 't welck tot heden noch van de Keur-vorsten van Mentz gevoert wordt. De Keur-vorst van Trier is verheerlijckt met den tijtel van Aerts-cancelier door Vranckrijck, en die van Keulen door Italien.
De plicht deser geestelijcke Keur-vorsten in de kroningh des Keyseren, is den nieuw-verkooren Keyser met de kleedingh van Carolus Magnus te vercieren, den Keyserlijcke kroon op 't hooft te setten, aen de schedel des hoofts, borst, rechter-schouder, en in de palm van de handt te salven, en de gouden rijcks-appel, zwaert, en scepter over te leveren. Eyndelijck spreken sy na de kroningh den zegen en 't gebedt over de Keyserlijcke maeltijdt.
By de bedieningh der wereltlijcke Keur-vorsten, na de kroningh, omtrent de maeltijdt des Keysers, komt eerst de Keur-vorst van Brandenburgh te voorschijn, dese, voerende den tijtel van Aerts-kamerlingh, draeght een silvere handt-becken, en hant-doeck, en bedient hier mede den Keyser in 't hande wassen. De Keur-vorst van Saxen, als zijnde Aerts-marschalck, draegt een silveren maet met haver gevult, en met een silveren strijck-stock afgestreken voor den Keyser.
De Keur-vorst van Heidelbergh vervoeght sich na de keucken, en snijt eenige stucken van den gebraden Os, met hoenderen en ander wildt-braet opgevult, versiet hier mede drie schotelen, en presenteertse voor den Keyser.
Eyndelijck, overlevert de Keur-vorst en Koningh van Bohemen, als Aerts-schencker des Roomschen Rijcks, den Keyser een silvere beker met wijn. En aldus zijn de prachtige en gewoonlijcke plicht-bedieningen der Keur-vorsten volbraght.
De Keur-vorsten zijn seer machtige Heeren, gebiedende yeder machtige en wijdt uytgestreckte landt-palen, met genoeghsame, en kloeckmoedige Onderdanen bewoont, en stercke Steden en vestin-