Het licht(1909)–Jan van Nijlen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] VI. In 't schemeruur Wijl de avond wegdeint als een glans die sterft in hoogsten bloei van eigen gloring, en wijl, heel even, de bekoring in mij groeit schuchter en bedeesd naar 't geen troost of geneest; hoe komt het vrouw, dat gij niet zacht kunt zijn gelijk de kalme avondlucht? en dat ik, voor uw zoen beducht, op mijn vermoeid en bleek gezicht den kus verkies van 't licht? Vorige Volgende