Het licht(1909)–Jan van Nijlen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] XX. Klacht Gij kent het leed niet dat er schuilt in 't hart dat rustig u aanhoorde, noch hoe het soms van wanhoop huilt om kleine, onbegrepen woorden die 'k fluister uwe blijheid toe, wanneer ik, schuchter, ongeweten, berustend toch en vragensmoe, de diepte uwer ziel wil weten. En als zelfs gij een menschenhater noemt hem, die om wat vrede vraagt gelijk een beedlaar om wat water, wie zal dan in 't allerbooste en droefste uur dat weldra daagt, o ziel! mijn kranke ziel vertroosten? Vorige Volgende