Het licht(1909)–Jan van Nijlen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] XVII. Wensch Zie! kwaamt gij nu ter goeder uur getreden langsheen mijn stille zomeravondpad, met bloemen in uw hand, en op de lippen beden voor 't grootst geluk dat ooit uw ziel bezat, dan zou ik - ik die in de stammen heb gesneden langsheen mijn weg de woorden van mijn schat - niet omzien naar de baan van mijn verleden, maar, voet voor voet, u volgen waar gij tradt; dan zou ik als de arme zondaar wezen, de droef-verlatene die werd genezen door 't raken slechts van Kristus' linnen kleed, en zooals hij, tot 's levens licht herrezen door 't stralen van uw blik die om mij gleed, zijn een die liefheeft eene die het weet. Vorige Volgende