Het licht(1909)–Jan van Nijlen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] XV. Avond Nu is de avond innig als een lied, mysterievol van onbepaalde klachten, zon diep-ontroerend door hetgeen hij biedt en schooner nog door 't geen hij laat verwachten. En in den gloed der halve duisternis, waar niet een stem, zich zelf genietend, fluistert, begrijpt de ziele zonder dat ze luistert, wijl elke schaduw haar een streeling is. Nu daalt de nacht in eindloos-zoet berusten, uit diepste diep van 't walmend woud ontgroeid, het windje klaagt als lippen die zich kustten, wijl achter boomen die zich wiegend neigen, aan verre kim de volle maan ontbloeit, die vorm en kleuren geeft aan het stilzwijgen. Vorige Volgende