Het licht(1909)–Jan van Nijlen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] IX. Walkure Zoo dikwijls in de somber-grijze uren van wee, denk ik aan u, en voor mijn oogen rijst gij als 't beeld der slapende Walkure verlost door 't willen van mijn machtig pogen. Maar is dat niet een droom, mijn hoop geen logen? en zoo gij sluimert tusschen hemelvuren, is niet mijn wil omringd met sterke muren, van angst en twijfel, die geen moed gedogen? Heeft niet het droeve zicht van uw ellende mijn stap vertraagd die tot uw licht wou gaan, en heeft de stem van een die 't leven kende, wanneer hij opklom langs de stijle baan niet vaak gesmeekt om het gelaat te wenden en rust te zoeken in zijn eigen waan? Vorige Volgende