Het licht(1909)–Jan van Nijlen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] II. Nazomer Dat is de allerlaatste kracht des zomers die opvlamt in zijn helsten gloed, en mij, die 't al bezie met 't droeve oog eens droomers, wordt het bewust: reeds is de herfst nabij. Want zie: in morgend-atmosfeer verhit door zon met smettelooze lucht omblauwd, tusschen nachtschoone en goudbloem grijs bedauwd, en hooge floxen van het puurste wit, rijst slank de zonnebloem op leen'gen stam die, keerend, 't vlam-gezicht gaat richten zoo liefdevol naar 't licht der zon. O! kwam nu mij ook slechts een enkle straal belichten, nu 'k in den zomer van het leven treed, ik zou gelijk dees bloem mijn harte wenden naar 't allerlaatste licht, als een die weet dat alles broos is wat voorheen hij kende. Vorige Volgende