Het licht(1909)–Jan van Nijlen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] XII. Hoe ver ik ook in het verleden tuur, dit is nu wel het schoonste van mijn leven en 't allerbeste ook: dat eenig uur waarop mijn droom tot werk'lijkheid verheven mij in het blijde licht verscheen, omgeven door zelf-gestraalden gloed, als de Walkuur' omluisterd door een rein onschendbaar vuur, wiens kuische vlammen elk wie boet vergeven. Maar ook het allerbeste moet vergaan, en al is duisternis voor 't Licht geweken, van 't allerschoonste blijft slechts ijd'le waan; en mocht het Licht ook nog zoo heerlijk zijn, na 't sterven van mijn droom is mij gebleken: de Waarheid wezen en de Liefde schijn. Vorige Volgende