Het licht(1909)–Jan van Nijlen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] X. Dan kwam de zomer en de dag der grootste vruchtbaarheid der aarde. 'k Zat in mijn juli-tuin en zag ze komen blank-naakt door mijn gaarde vol zonne waar bij elken tred, bloemen ontloken voor haar voeten, die haar blanke gestalte met de slankheid hunner stengels groetten. En kleurig werd het waar zij ging, als waar' de atmosfeer aan 't bloeien, om stil, in één verheerlijking, natuur in 't licht te doen vergroeien. En wijl zij aldoor volgde trouw haar weg, al was zij in de wijde wereld de allereerste vrouw, leek zij een maagd van van der Weyden, die, eigen schoonheid onbewust betracht in 't levensboek te leeren, [pagina 25] [p. 25] en brandt van wulpschen liefdelust gelouterd door de vrees des Heeren. Maar toen zij aan een vijver kwam, wou zij - was het een wensch des Boozen die zacht haar eigen wil ontnam? - haar beeld zien naast de waterrozen. En wanneer zij, in 't gras gevleid, het lenig lijf gracieus gebogen, haar beeld zag, glansde dankbaarheid in 't diepste van haar blauwe oogen om wat zij geven kon... - En het gevoel van hare ziel was vromer van inn'ge kuischheid dan 't gebed der leliën blank in zon en zomer. Vorige Volgende