Het licht(1909)–Jan van Nijlen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] V. Ik zag toen eerst haar moe-gedroomd gezicht met, als iets heerlijk nieuw, haar blijde oogen, waaruit in vreugd en lijdzaam mededoogen de moeheid sprak van gansch een liefde-biecht. En vreezend dat misschien zij heeft bedrogen, doet zij naief haar groote oogen dicht.. En nochtans straalt het godgewijde Licht en komen zangen om haar heen gevlogen. En 't duurde lang dat over alle dingen een doom van droefheid lag, tot op den duur haar blauwe oogen stralend opengingen, en, met een liefdeblik vol passievuur, het offer van mijn kranke ziel ontvingen uit dankbaarheid voor 't allereerste uur. Vorige Volgende