Het licht(1909)–Jan van Nijlen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] IV. Zij is gekomen in den zonnigen tuin van mijn verlangen, als de boomen bruin en rood en goudgevlekt te pralen stonden in het hoogheerlijk licht, als zooveel wonden waaruit het leven van den zomer vlood. Zij is gekomen midden in den dood van al wat mooi en blij was, en in 't brooze gebloei der najaarsbloemen en der rozen die hunne liefde uitbloeien met hun bloed, in 't zingend licht van hun supremen gloed, den allerlaatsten van hun laatste dagen. Zij is gekomen uit de kleurige lagen waarop het licht van mijn verlangen woog; zij droeg als krans een ijle regenboog die zacht naast haar opdoemde langs de wegen als een triomfpoort van verzoeningszegen. Zij is gekomen, en zij bracht het Licht, het heerlijk Licht van haar gods-aangezicht, voor mij, voor mij alleen en mijn verlangen; en langs het koudig-bleeke van haar wangen is er geen enkele heete traan gevloeid voor al het mooie dat was uitgebloeid. [pagina 16] [p. 16] Zij is gekomen, zij die in de vouwen van haar wit kleed de smart van vele vrouwen en vele liefden als een offer draagt, de moeder van veel leed en toch nog maagd. Zij brengt de groote liefde, de gewijde, met 't helle licht dat in zijn medelijden alles vergeven en vergeten moet. Haar liefde is geen passie rood als bloed, haar mond geeft geene zoenen die verbranden, de zachte streeling van haar witte handen trilt door mijn lichaam niet als laaiend vuur, en in haar oog gloeit niet het wrekend uur der vreemde, onvergeetbre passiedagen. Zij is gekomen, lijdzaam in het dagen van 't geen zij zelve was: het heerlijk Licht... En ik begreep dat nooit haar bleek gezicht in andre kleurenglans zoo open droomen dan die nu straalt langs moede najaarsboomen. Zij is gekomen en haar maagd-gelaat maakte mij mooier elke levensdaad en elke liefde, elk gevoelen vromer, zooals een herfst geboren zonder zomer. Vorige Volgende