| |
| |
| |
IV
Zonder twijfel zijn het de Cahiers van een lezer die du Perron de reputatie hebben bezorgd die hij voor zijn verder
leven bij vele van zijn collega's zou behouden: die van een kankeraar, een vechtersbaas, een man met een onmogelijk
karakter. Dat hij een groot deel van de litteraire productie, die door het publiek en door vele, zogenaamd bevoegde
critici werd bewonderd, volkomen minderwaardig achtte, is voorzeker waar. In de eerste plaats was dit zijn goed
recht, en ten tweede heeft hij meestal zijn oordeel gegrond op degelijke argumenten. Het gelijkhebben in zake kunst
of litteratuur is trouwens altijd iets zeer relatiefs. Laat du Perron dan desnoods een kankeraar zijn, ik, voor mijn part,
prefereer nog steeds een kankeraar die mij boeit, boven een eerbiedige dogmaticus die mij verveelt. Was hij ook een
vechtersbaas? Ja, in die zin althans, dat hij in een conflict nooit neutraal bleef, maar altijd hartstochtelijk partij koos
en bereid was de partij die hij had gekozen met woord en daad te verdedigen. Of dit nu een goede of een slechte
hoedanigheid is, zij heeft in elk geval in de litteratuur een zeer groot nut. Wat ten slotte zijn
| |
| |
onmogelijk karakter als mens betreft, daarvan heb ik nooit iets gemerkt. Hij had allicht vooroordelen en manies, en
vele bezwaren tegen de huidige staat van de maatschappij. Hij had een hekel, niet alleen aan alle conventies, maar
ook aan alle bijeenkomsten in openbare lokalen, zoals kerken, schouwburgen en dergelijke, evenals aan alle
ondernemingen voor gemeenschappelijk vervoer. Dit is een kwestie van smaak en persoonlijke voorkeur en heeft
niets met het karakter te maken. Voor zoveel ik hem heb gekend, heeft hij altijd blijk gegeven van een
edelmoedigheid, een hartelijkheid en een begrip van de vriendschap die velen aan hem hebben gehecht. Dat hij wel
eens ongeduldig werd, of zelfs in opstand kwam tegen de onmogelijke toestanden in het “gekkenhuis”, wie
zou dit niet begrijpen? Daartegenover staat dat hij het grootste geduld aan de dag legde in zijn omgang
met Slauerhoff die, zoals men weet, geen erg gemakkelijk persoon was. Maar een polemist, vooral een
gevreesd polemist als du Perron, heeft nog al gauw de reputatie van een slecht karakter. Dit is altijd zo
geweest, van Multatuli tot Bernanos.
In de vrij uitvoerige correspondentie die ik van du Perron bezit is er een eerste hiaat van ongeveer een
jaar, namelijk van Juli 1931 tot Juli 1932. Het was
| |
| |
in die periode dat zijn eerste huwelijk werd ontbonden, waarbij ik, enige jaren te voren, samen met Greshoff, de rol
van getuige had gespeeld op het gemeentehuis te Elsene. Van Elsene gesproken, het is in diezelfde gemeente dat du
Perron in vele appartementen heeft gewoond. Als ik aan die diverse woongelegenheden terugdenk, kan ik ze niet
meer onderscheiden: ze waren allen even somber en ongezellig.
Het was in 1932 dat hij voor de tweede maal in het huwelijk trad. Wat zijn tweede vrouw voor hem heeft betekend,
hoef ik hier niet te vertellen. De lezers van Het Land van Herkomst weten welke plaats zij in het leven van du Perron
heeft ingenomen en men mag gerust zeggen dat zonder haar die roman nooit zou geschreven zijn geweest, althans
zeker niet in de vorm die hij nu heeft. Het is in dit jaar 1932 - het jaar ook dat Forum werd opgericht - dat voor du
Perron de tijd aanbrak, die de gelukkigste en de vruchtbaarste periode zou worden van zijn leven, maar, op een ander
gebied, ook een van de meest kommervolle. Hij verhuisde toen naar de omgeving van Parijs, naar Bellevue in de
buurt van Meudon, waar ook Arthur van Schendel zich tijdelijk had gevestigd. Kort daarop, in Januari 1933, stierf
zijn moeder en toen bleek eerst hoe groot de financiële catastrofe was en welke onwaarschijnlijk verwarde boedel zij
naliet. Ik heb nooit geweten of du Perron
| |
| |
zich bewust is geweest van de financiële situatie waarin zijn moeder zich korte tijd voor haar dood bevond, maar
sommige vrienden hadden de storm, die alles zou doen ineenstorten, zien aankomen. Du Perron was natuurlijk
verslagen, maar reageerde toch op een manier die velen niet van hem hadden verwacht. Inderdaad, dat
rijkemansjongetje, dat nooit in zijn onderhoud had moeten voorzien, gaf in die omstandigheden blijk van een zeer
grote moed. De toestand was niet alleen wanhopig van uit een financieel oogpunt, maar tevens zo ingewikkeld, dat er
alle redenen bestonden om er het hoofd bij te verliezen. Ik wil hier de brief citeren die hij mij naar aanleiding van die
gebeurtenissen schreef; hij werpt een eigenaardig licht op die pagina's van Het Land van Herkomst waarin hij het
over die periode van zijn leven heeft.
Bellevue 27-1-1933
Beste Jan,
Ik schrijf je, ten einde raad, om je te vragen mij een groote dienst te bewijzen. Ik weet dat het erg
vervelend is wat ik je vragen zal. Maar het is mij of ik de keus niet meer heb, zoo machteloos voel ik mij,
en zoozeer word ik gekweld door het idee dat iedereen mij bedotten wil. Ik ben ziekelijk wantrouwend
geworden, en van alle kanten merk ik hoe dreigend de
| |
| |
situatie is, waarin ik verkeer, en hoe weinig ik ertegen doen kan. Ik heb met allerlei smakkers te maken, die zich
eenvoudigweg aan mij opgedrongen hebben, en waarvan ik er maar een (half) vertrouw. Dat is de advokaat H... van
Nivelles, een wat bruuske vent maar tot dusver betrouwbaar gebleken. Maar hij is ten slotte geen vriend; hij heeft
een soort minachting voor mijn “soort”, en hij is wat erg haastig-opruimend. Op alles wat ik hem
schrijf, krijg ik haastige briefjes, van het genre “ik compromitteer me vooral niet”.
De oud-notaris van mijn moeder, Mr B... is een varken, stom, en feitelijk beneden alles. Hij heeft mij in
deze situatie gebracht, want hij had mijn moeder erop behooren te wijzen dat haar testament niet geldig
was. Hij is de eerste geweest om over de minderjarige kinderen van mijn broer te spreken, en wist dat het
testament niet deugde. Hij heeft mij verder dien D... opgedrongen - den tegenwoordigen notaris - iemand
in wien mijn moeder (dit herinner ik mij achteraf) niet het minste vertrouwen had. De man heeft dan ook
werkelijk een boevensmoel; een vulgaire editie van een nette gangsterhoofdman.
Ik denk dat deze D... nu te veel in de successie zit om hem daar nog uit te krijgen. Maar de verkoop van
het kasteel is een andere zaak; en ik heb erge vrees dat daarmee ook wordt geknoeid, als ik de
| |
| |
heeren hun gang laat gaan. Je begrijpt me goed: dit kasteel is mijn laatste kaart. De successie zullen ze wel zoo
ingewikkeld en kostbaar weten te maken, dat er voor mij niets overblijft - een fooi op zijn best. Sedert ik de benefice
van inventaris heb aangevraagd, “regretteeren” ze van allerlei: de meubels kunnen nu niet meer
verkocht worden, de eerste man van mijn moeder (iemand van 78 jaar, die al meer dan 35 jaar van haar
gescheiden is) moet nu ook worden “geassigneerd”, enz. enz. - Het kasteel verkoopen in dezen
tijd zal ook niet meevallen. Het zal een harde dobber zijn om er iets voor te krijgen en ik moet het
wegdoen. Dat is nog het ergste, niet; maar ik wil dan tenminste daarvoor een behoorlijke kans hebben. Ik
wil de zekerheid hebben dat er tenminste eerlijk spel gespeeld wordt door de menschen die de verkoop
op zich nemen, - en dat heb ik nu allerminst!
Zooals je weet is er op het kasteel een hypotheek (van 90.000 frs). Eens per halfjaar moet ik daarvoor
een kleine 3000 frs. betalen. Den IIen Januari was zoo'n betaaldag; met het geld dat ik van mijn
schoonvader geleend heb, heb ik deze laatste termijn betaald (aan La Royale Belge, door bemiddeling
van hun agent, de heer B...). Een paar dagen geleden kreeg ik van notaris D... een brief doorgestuurd van
La Royale aan hem, dat de termijn verstreken was en dat ik nog niet had betaald. Daar ik de kwitantie
| |
| |
hier heb, heb ik B... en den notaris geschreven, en van den eerste direct antwoord gekregen, dat de zaak in orde was.
De notaris had buiten mijn weten of wensch om aan de Royale om inlichtingen geschreven op II Januari, vandaar het
quiproquo. Maar uit zijn brief aan mij blijkt dat hij er erg happig op is, om het kasteel zoo gauw mogelijk op
publieke vendutie te gooien. B... schreef mij dat de bemoeienis van den notaris in dezen La Royale huiverig heeft
gemaakt; dat ze mij daar geen nieuwe hypotheek zelfs willen geven, noch het kasteel koopen (deze twee
mogelijkheden had ik overwogen). Het kan natuurlijk zijn dat het gewoon een uitvlucht is van La Royale; maar het
smoel van dien notaris zit me ongelooflijk dwars. Ik voel dat die vent mij ongunstig gezind is, en tot iedere
smeerlapperij (mits straffeloos) in staat.
Ik heb sindsdien aan 2 menschen gevraagd om te probeeren tot 5 Febr. a.s. het kasteel nog te verkoopen: nl. aan een
Holl. makelaar R..., en aan dien B... zelf. Ik denk dat ze hun best doen, maar ik verwacht er niet veel van. Ik heb ook
nog aan mijn advocaat H... te N... (die een generale volmacht van mij heeft) geschreven wat hij mij aanraadde te
doen, enz. Maar daarop krijg ik natuurlijk eerstdaags een briefje van 4 regels. Ik wantrouw dezen H... in principe
niet, maar hij woont in N... en heeft het druk; hij
| |
| |
kan dus best de zaak in wezen aan de notaris overlaten.
Die notaris heeft mij voor de begrafenis van mijn moeder 5000 frs geleend, en de andere notaris B... ook 5000.
Beide op de verkoop van het kasteel. Ik heb het gevoel dat B... van D... percenten krijgt, omdat hij hem die mooie
gecompliceerde zaak heeft aangebracht; samen zullen ze het kasteel wel, op de meest gunstige manier voor hen,
verpatsen. Vergeet niet dat mijn moeder nog de reputatie had een “zakenvrouw” te zijn (al blijkt mij nu
wel hoeveel van deze reputatie een legende was), maar ik ben voor hen “la plus belle poire
imaginable”. Als H... werkelijk voor mij wil opkomen, en er zich ijverig mee bezighoudt, komt hij een
heel eind - maar zal hij dat doen? En ik ben niet in België om de heeren na te rijden, dat is ook een
ellende. Daarbij heb ik nu eenmaal die peerenfaam.
Ik wou je nu vragen om in mijn plaats af en toe naar den notaris te gaan. Ik heb maar 2 menschen in
Brussel, in wie ik volledig vertrouwen stel: Jan en jij. Hellens ook, maar dat is een even groote peer als
ikzelf! erger nog. Jan is als Hollander en als schrijver natuurlijk ook in een oogenblik quantité négligeable
voor hen. Jij zou mij serieus een dienst kunnen bewijzen. Je bent Belg, je spreekt goed Fransch en je bent
ambtenaar op het Ministerie van justitie; en zeg
| |
| |
niet dat dit alles niet telt; die schoften kijken alleen maar naar zooiets, behalve naar het geld. Als ik een rijke bankier
tot vriend had, was dat natuurlijk veel beter, maar die heb ik niet - gesteld dat een rijke bankier voor mijn plezier
betrouwbaar zou willen zijn. Ik heb je nu van alles zoowat op de hoogte gebracht, voor het geval je je in Brussel met
den notaris in verbinding zou willen stellen. Alles moet natuurlijk erg beminnelijk gebeuren. Ik zou hem dan
schrijven dat jij, aangezien ik hier te veraf zit en niet alles per correspondentie kan doen, mij vertegenwoordigt; ik
zou dan willen dat jij met hem afmaakte wat er voor de publicatie enz. voor de publieke veiling kan worden gedaan,
dat hij zich door
jou gecontroleerd voelt, in één woord. Hoe minder je praat, hoe beter; laat hem maar doen, maar laat hem begrijpen
dat je letten zult op zijn annonces, affiches, etc., en dat je eventueel bij de “adjudications” aanwezig zult
zijn, voor het geval er met stroomannen gegoocheld wordt. Als je dit idee van me erg naief vindt of erg
vervelend voor jou, doe het dan maar niet. Maar het zou voor mij, ook moreel, wel een opluchting zijn, als
ik wist dat er tenminste één eerlijk man zich met de historie bezighoudt!
Malraux zegt, dat ze zoo'n verkoop ontzettend kunnen drukken, als ze dat willen. Weet jij hoe? Kan je het
anders te weten komen van slimmerds als
| |
| |
Toussaint of Willem Elsschot? Kom wel met een eenigszins “beslagen” vocabulaire bij den notaris! Als
je wilt, zal ik hem schrijven dat de zaak zeker tot 5 Febr. is uitgesteld en dat jij dan in mijn plaats met hem
komt beraadslagen. - Ik heb er ook veel over gedacht om de verkoop heelemaal aan een anderen notaris
te geven; maar vrees dat ik dan D... verwoed tot vijand krijg in de successiehistorie. Aan wantrouwen zijn
al die ploerten natuurlijk van huis uit gewend, dat vinden ze zelfs erbij hooren, maar als ik botweg den
man zijn verdienste ontneem, vergeeft hij het mij natuurlijk nooit - en ten slotte, meer dan een indruk en
een gevoel tegen hem heb ik niet.
Ik zal wachten met het verzenden van dezen brief tot morgen, omdat er dan een brief van H..., misschien,
voor mij is. Weet H... compleet iets anders erop, dan laat ik hem zijn gang gaan, en hoef jij niets te doen -
(heerlijk, voel ik je al denken!) - maar komt er weer een praatje van 5 zinnetjes, dat niets aan den gang
van zaken verandert; d.w.z. moet, na 5 Febr., toch aan die publieke veiling gewerkt worden, bewijs me
dan de vriendendienst om die kleine contrôle voor mij te doen. Beste Jan, het gaat mij aan het hart om je
in zoo'n rotzaak te jagen, maar ik heb niemand anders, en ik zou het voor jou over hebben, gesteld dat je
mij voor zooiets gebruiken kon.
| |
| |
Ik schei er nu maar mee uit. Bep en ik probeeren hier van allerlei; maar ons wonen in Bellevue is nu
natuurlijk ook een handicap voor ons; en we zitten hier vast tot 1 October. Het zou nu veel practischer
voor ons zijn als we op 2 kamertjes zaten in Parijs zelf, b.v. voor het werk op de Bibliothèque Nationale,
dat we nu voor Pia doen. Daarbij artikelen, boekbesprekingen; alleen het laatste kan evengoed in
Bellevue gebeuren als in Parijs. Enfin... we hebben werkelijk alles tegen, in dit jaar 1933. Als Gistoux
maar verkocht is - tegen een eenigszins aannemelijken prijs, dan waren wij tenminste de eerste, en dus
ergste, complicaties te boven. Op de rest kunnen wij ons dan voorbereid houden, al is dat een kale troost.
Nu, als de volgende bladzijde wit blijft, is er geen brief gekomen van H... Schrijf me dan of je in principe
bereid bent. Met veel hartelijks, ook voor je huisgenooten en van Bep, een hand van je
Eddy
Vrijdagmorgen
Ik heb 2 dagen gewacht, omdat ik je toch liever niet wou vervelen, voor ik antwoord had van den
advocaat. Dat antwoord sluit ik hierin. Het is iets langer, maar even haastig-afdoend.
Schrijf me dus of je mij in zeker opzicht bij den notaris wil vervangen; tegen 5 Februari schrijf ik
| |
| |
hem dan. Vind je het werkelijk erg beroerd, zeg het me dan gerust. Nogmaals veel hartelijks
je E.
Stuur mij het briefje van H... terug.
Deze lange brief lijkt me zeer typisch, in de eerste plaats als vrij nuchtere reactie op de katastroof die hem
trof (ik ben ervan overtuigd dat hij enige jaren vroeger geheel anders zou hebben gereageerd) en, in de
tweede plaats, als psychologisch document. Voor zoveel ik iets van het geval begreep, was de verwarring
in die zaak niet uitsluitend te wijten aan de min of meer betrouwbare maneuvers van advocaten en
notarissen, maar ook, en voor een aanzienlijk deel, aan de fantaisistische manier waarop zijn moeder
haar bezittingen en vermogen had beheerd. Daar du Perron nooit iets van dit beheer had geweten, noch
er zich om bekommerd had, was hij niet in staat het te beoordelen. Aan de andere kant maakte hij zich
nogal vreemde illusies in verband met een mogelijk optreden mijnerzijds in deze aangelegenheid. Ik
herinner mij hem te hebben geantwoord, dat ik bereid was alles te doen wat hij wenste, ofschoon ik erg
sceptisch was over het resultaat en ik mij niet goed kon voorstellen op welke wijze ik die zaak practisch
moest aanpakken. Als antwoord daarop ontving ik een brief van dank met enige naïeve vragen over de
pro-
| |
| |
cedure bij een mogelijke vendutie, brief die onmiddellijk gevolgd werd door een andere, waarin hij nog meer
incidenten mededeelde die zich naar aanleiding van de komende vendutie hadden voorgedaan. De verwarring werd
al langer hoe groter en de verontwaardigde toon van de brieven steeg in dezelfde mate. Totdat hij me einde Februari
berichtte dat de directeur ener bekende levensverzekeringsmaatschappij zich met het geval ging bemoeien.
Men weet hoe de zaak eindigde. Du Perron besloot hoofdstuk 32 van Het Land van Herkomst met de volgende woorden: ‘Alles bij elkaar geteld heb ik een goede fl. 3000 gekregen... Wat heb ik mij te
beklagen? Er zijn mensen die een leven getobd hebben en voor hun oude dag fl. 300 hebben
overgespaard.’ Ik ben ervan overtuigd dat hij vijf jaar vroeger die regels niet zou hebben geschreven.
|
|