heb ik om zo te zeggen zien ontstaan en ik ben er meer dan eens getuige van geweest hoe zorgvuldig hij ze vele
malen herlas, weken en maanden later, totdat hij er tevreden over was. Ik herinner mij nog goed welk een diepe
indruk het Gebed bij de harde dood op mij maakte, dat hem werd ingegeven door de dood van Odilon Jean Périer.
Wat mij dadelijk trof toen hij mij die strofen voorlas, was de originele toon van dit gedicht, waarin niets, noch in
rytme, noch in vorm, aan het werk van enig ander dichter was verwant.
Een groot aantal van zijn hekeldichten waren, wat de toon betreft, enigszins geïnspireerd door Laurent Tailhade,
auteur van de Poèmes aristophanesques, en bekend pamflettist. Deze auteur, wiens werk aan het einde der vorige
eeuw een zekere vogue kende vanwege zijn brutale scheldverzen, is tegenwoordig niet zo erg meer te genieten. Du
Perron voelde nogal veel voor hem en ik kon mij met deze bewondering niet verenigen. Ik moest toegeven dat die
dichter wel erg knap was, maar ik wantrouwde een beetje een auteur, die zoveel vreemde woorden gebruikte, dat
men op zijn minst twee of drie woordenboeken nodig had om de zin van één versregel te begrijpen. Ik weet niet of
du Perron in later jaren nog zo dol was op Tailhade; in elk geval heeft hij de Poèmes aristophanesques uit zijn
bibliotheek verbannen. Bij wijze van