| |
| |
| |
VIII
Péguy's vruchtbaarheid werd steeds grooter. Wat hij van 1910 tot 1914 schreef is verbazend en des te merkwaardiger, omdat elk werk dat hij in dien tijd produceerde eene zeer bijzondere waarde heeft. De arbeid heeft hem aangegrepen als eene mysterieuze koorts; zijn scheppingsvermogen lijkt onuitputtelijk. In de Entretiens met Lotte vinden wij de volgende getuigenis: ‘Je n'ai pas de répit, il ne faut pas que j'ai de répit, alors je produis tout le temps, dans le train, en tramway...’ Van een ander gesprek noteerde Lotte deze woorden: ‘Ah! si j'avais le temps. Jamais je ne me suis senti la tête aussi pleine. J'ai douze volumes tout prêts.’ Hij maakte ontelbare plannen, en dat met een kinderlijken hoogmoed en een rustig zelfvertrouwen die hem deden zeggen: ‘Je couvrirai dans le chrétien la même surface que Goethe dans le payen.’
Na de drie boeken der ‘mystères’ schreef hij eenige sonnetten en, in alexandrijnen, La tapisserie de sainte Geneviève en La tapisserie de Notre Dame. Deze sonnetten zijn van een uiterst sterken vorm. ‘On veut m'enfermer dans le vers libre maintenant, zegt hij. Je vais leur sortir mes sonnets. C'est d'une facture extrêmement serrée, pas de trous, tout est plein, mes vingt ans de prose me servent. Oh! la probité de la prose!’ Het is zeker dat de moeilijkheden van het sonnet zelden zoo werden opgelost als, bijvoorbeeld, in dit sterke en prachtige gedicht L'épave:
Un regret plus mouvant que la vague marine
A roulé sur ce coeur envahi jusqu'au bord.
Un jour plus solennel que le jour de la mort
S'est levé sur le foc et sur la brigantine.
| |
| |
Un espoir plus étroit que la voile latine
Portera-t-il jamais jusqu'au recreux du port,
Fera-t-il pénétrer jusqu'au secret du sort
La nef aux bois courbés coupés sur la colline.
Quand le juste pilote a déserté le nord,
Hommes laisserons-nous cette main enfantine
Saisir le gouvernail et redresser le tort.
Quand le vieux capitaine est tombé de son fort
Laisserons-nous la voix apparemment mutine
Commander par tribord, et babord et sabord.
Even zinrijk en sonoor zijn de inleidende sonnetten van La tapisserie de sainte Geneviève en van La tapisserie de Notre Dame. Dit laatste bevat eenige der meest volmaakte gedichten van Péguy, onder anderen die harmonieuze Présentation de la Beauce à Notre Dame de Chartres, schoone herinnering van de bedevaart die hij naar Chartres ondernam toen een zijner kinderen doodelijk ziek was, en dat met de volgende strofen eindigt:
Quand nous aurons joué nos derniers personnages,
Quand nous aurons posé la cape et le manteau,
Quand nous aurons jeté le masque et le couteau,
Veuillez vous rappeler nos longs pélerinages.
Quand nous retournerons en cette froide terre,
Ainsi qu'il fut prescrit pour le premier Adam,
Reine de Saint-Chéron, Saint-Arnould et Dourdan,
Veuillez vous rappeler ce chemin solitaire.
Quand on nous aura mis dans une étroite fosse,
Quand on aura sur nous dit l'absoute et la messe,
Veuillez vous rappeler, reine de la promesse,
Le long cheminement que nous faisons en Beauce.
Quand nous aurons quitté ce sac et cette corde,
Quand nous aurons tremblé nos derniers tremblements,
Quand nous aurons râlé nos derniers râlements,
Veuillez vous rappeler votre miséricorde.
| |
| |
Nous ne demandons rien, refuge du pécheur,
Que la dernière place en votre Purgatoire,
Pour pleurer longuement notre tragique histoire,
Et contempler de loin votre jeune splendeur.
In dezen bundel heeft Péguy, ik zeg niet zijne hoogste, maar zijne zuiverste lyriek gegeven, in een vorm die soms herinnert aan de zangerige kunst der Pleïade. Hoor eens met welke schoone en innige beeldenreeks het gedicht Prière de demande begint:
Nous ne demandons pas que le grain sous la meule
Soit jamais replacé dans le coeur de l'épi,
Nous ne demandons pas que l'âme errante et seule
Soit jamais reposée en un jardin fleuri.
Nous ne demandons pas que la grappe écrasée
Soit jamais réplacée au fronton de la treille,
Et que le lourd frelon et que la jeune abeille
Y revienne jamais se gorger de rosée.
Nous ne demandons pas que la rose vermeille
Soit jamais replacée aux cerceaux du rosier,
Et que le paneton et la lourde corbeille
Retourne vers le fleuve et redevienne osier.
Wat de verzen van dit boek, zoowel in Quatre prières dans la cathédrale de Chartres als in de Présentation de la Beauce, onderscheidt van Péguy's ander poëtisch werk - eenige fragmenten van Eve uitgezonderd - is hunne zuiverheid, hun klassiek karakter. Die verzen hebben eene volheid van toon, een evenwicht in het gevoel en eene soberheid, die door geene enkele literaire manie worden verstoord. Hier vindt men niet die monotone herhalingen, die niet de stem zijn van het hart, maar de zucht tot doceeren van een moraliseerenden geest. De aandacht wordt hier niet telkens afgeleid - op enkele uitzonderingen na - door paradoxale wendingen die,
| |
| |
zij mogen dan geene gewilde eigenaardigheden zijn, maar een der natuurlijke gebreken van zijn rijken geest, een wanklank zijn in de schoone harmonie van het gedicht en het gemoed der lezers onnoodig irriteeren. Ik verkies dan ook La tapisserie de Notre Dame met zijne kleine gedichten ver boven het grootsche poëem Eve.
Eve heeft al de schoonheden, al de duisterheden, al de zwakheden van een onvolkomen meesterwerk. Eve bewijst Péguy's genialiteit. Het telt talrijke bladzijden van eene buitengewone schoonheid, van eene ongeëvenaarde innigheid en rijkdom van gevoel; het telt tafereelen van een bewonderenswaardig relief en meditaties van eene groote mystieke diepte. Het is een diep-doordacht en diep-doorvoeld gedicht; de poëtische techniek ervan staat zeer hoog; het lijkt een chaos, maar in werkelijkheid is het eene schepping van eene hooge geestelijke orde. En toch, niettegenstaande dit alles, kan ik Eve geen meesterwerk noemen in den echten zin van het woord.
Er bestaat van Eve een merkwaardig commentaar. De oorspronkelijke tekst van dit commentaar werd geschreven door J. Lotte volgens de aanteekeningen die hij gedurende een gesprek met Péguy over Eve had gemaakt; die tekst werd nagelezen, gecorrigeerd en aangevuld door Péguy zelf, zoodat wij mogen aannemen dat de beschouwingen over de bedoeling en den gang van het gedicht getrouw de gedachten van den schrijver weergeven. Dit stuk begint met den volgenden zin: ‘Polyeucte excepté, que Péguy nous a enseigné à mettre au dessus de tout, tout permet de penser que cette Eve est l'oeuvre la plus considérable qui ait été produite en catholicité depuis le quatorzième siècle.’ Dit wordt ons echter nergens duidelijk gemaakt. Wel treffen wij in die bladzijden eenige synthetische definities waarin wij de hand van Péguy herkennen en wordt er gezegd
| |
| |
dat de eigenschappen, die Eve tot een groot meesterwerk maken, de volgende zijn: ‘Toute la fécondité, en un mot, et toute la discipline. Tout le jaillissement et tout l'ordre. Tout le jaillissement dans la race et tout l'ordre dans le fruit... Une oeuvre également opposée, également contraire aux fécondités de désordre et aux stérilités d'ordre... Toutes les forces de la création, toutes les ressources de la nature et de la grâce rapportées en récolte aux pieds de Dieu’... Maar dit alles overtuigt ons niet. En wanneer wij ons afvragen, welke dan toch, afgezien van alle kleine gebreken en hinderlijke eigenaardigheden, de eigenlijke oorzaak is die ons belet Eve als een groot meesterwerk te beschouwen, dan moeten wij antwoorden dan het vooral een gemis aan klaarheid is in de uitwerking van een plan, dat wellicht, volgens de conceptie des dichters, zeer eenvoudig is. In 't is gelijk welk klassiek werk van 't is gelijk welken tijd ontbreekt die klaarheid nooit. Evenmin een zekere maat. De achtduizend alexandrijnen, waaruit het werk bestaat, legt de dichter in den mond van Jezus. Er zijn geene hoofdstukken, zelfs niet een paar indeelingen: nergens eene halte, nergens een rustplaats. Ik geloof niet dat ooit een klassiek schrijver een zijner personen (zelfs niet een god) achtduizend verzen in den mond zou leggen zonder hem een oogenblik te laten adem scheppen. Dit is geen argument tegen de verdienste van het werk. Het is alleen een schuchter bezwaar van het gezond verstand. Ik geloof dan ook dat Lotte zich vergist wanneer hij Péguy noemt: ‘un classique qui est classique sans le faire exprès’.
Een ander bezwaar zijn de herhalingen van dezelfde versregels. Het woord herhaling is eigenlijk niet juist, ten minste wanneer men daaronder verstaat dat dezelfde gedachte tweemaal wordt utgedrukt. ‘Pour qui sait lire, zegt Lotte, il n'y
| |
| |
a pas une seule répétition dans toute l'oeuvre de Péguy.’ Deze manier van Péguy, ‘le jaillissement de création propre à Péguy,’ geeft hij een nieuwen naam: resurgement. Men zou deze herhalingen van een of meer versregels een soort wipplank kunnen noemen op welker klank de gedachte neervalt om van stroof tot strooi een hoogeren sprong te doen. Daartegen heb ik geen bezwaar. Maar wel tegen het gebrek aan maat. ‘Il allait hériter des listes cadastrales.’ Deze regel is de eerste van vierenveertig elkaar opvolgende strofen. En zulke voorbeelden zijn er meer.
Het onderwerp van Eve is de verwantschap tusschen God en de menschheid. Maar het is haast onmogelijk de constructie ervan te ontleden. In zijn commentaar erkent Lotte zelf: ‘la pensée est si serrée qu'elle se refuse aux fragmentations de l'analyse.’ Het is eene der groote verdiensten van Eve dat die tweeduizend strofen zoo sterk zijn gebouwd en zoo goed in elkaar passen, dat zij onmogelijk te ontwrichten zijn; maar daarvan kan eene zekere duisterheid nooit het logisch gevolg zijn. De oorzaak dezer duisterheid is de al te groote subtiliteit van den band waarmede de verschillende tafereelen aan elkaar zijn verbonden. Het gedicht begint met eene beschrijving van wat in het aardsch paradijs de essentie was van alle menschelijk geluk. Reeds in den aanhef treft de majestueuze toon der verzen:
O mère ensevelie hors du premier jardin,
Vous n'avez plus connu ce climat de la grâce,
Et le vasque et la source et la haute terrasse,
Et le premier soleil sur le premier matin.
Et les bondissements de la biche et du daim
Nouant et dénouant leur course fraternelle
Et courant et sautant et s'arrêtant soudain
Pour mieux commémorer leur vigueur éternelle,
| |
| |
Et pour bien mesurer leur force originelle
Et pour poser leur pas sur ces moelleux tapis,
Et ces deux beaux coureurs sur soi-même tapis
Afin de saluer leur lenteur solennelle.
Zwaar drukt op Eva de herinnering aan het verloren heil. De dagen van overvloed en rijkdom zijn voorbij; de aarde heeft niet meer hare eerste vruchtbaarheid. En Eva, die eens lachend en zorgeloos van dien overvloed van aardsche weelde en geestelijke genade genoot, kent nu de spaarzaamheid en de zorg:
Je vous vois aujourd'hui fidèle et scrupuleuse
Attentive et sévère et sage désormais.
Mais quand on avait tout, ô grande audacieuse,
Quand on avait toujours on ne comptait jamais.
Zij is de zorgzame huisvrouw geworden die alles schikt en regelt. Maar het belangrijkste is zij niet bij machte te regelen: wat eeuwig is en bovenaardsch. En als, op den dag des oordeels, allen die ooit hebben geleefd weer opstaan uit het graf, zal zij dan de menigte harer ontelbare kinderen kunnen leiden en voorlichten op den weg? Dit tafereel der verrijzenis heeft eene visioennaire grootschheid, eene epische kracht en tevens eene schoone vertrouwelijke naïeveteit in den toon:
.. Quand l'homme reviendra dans son premier village
Chercher son ancien corps parmi ses compagnons
Dans ce modeste enclos où nous accompagnons
Les morts de la paroisse et ceux du voisinage;
Quand il reconnaîtra ceux de son parentage
Modestement couchés à l'ombre de l'église,
Quand il retrouvera sous le jaune cytise
Les dix-huit pieds carrés qui faisaient son partage;
| |
| |
Quand il retrouvera ceux de son héritage,
Et les fils de ses fils et tous ceux de son sang,
Et les cousins germains et tous ceux de son rang,
Comme ils venaient en bande le jour de mariage;
Quand il retrouvera dans la maison d'école
Et tous ceux de son âge et tous ceux de son banc,
Et la chaire et le maître et l'auguste parole,
Et la carte et le stère et le gramme et le franc;
Quand tout se lèvera pour un appareillage
Qui sera le dernier des appareillements,
Quand tout se lèvera pour un dernier naufrage
Qui sera le premier des établissements;
Quand tout retrouvera sa maison et sa race,
Au moment de les perdre, ou de les conserver,
Quand tout reconnaîtra la raison et la grâce,
Au moment de les perdre, ou de la retrouver;
Quand tout s'éclairera des flammes de mémoire,
Quand tout homme sera comme un grand spectateur,
Quand la création devant le créateur
Sera comme un linceul aux rayons de l'armoire;
Quand les ressuscités s'en iront par les bourgs,
Encore tout ébaubis et cherchant leur chemin...
Eva is de moeder der menschheid; haar geluk is eenmaal het grootste geweest dezer aarde, en daarom zijn haar ongeluk en hare armoede ook oneindig grooter dan die harer kinderen:
Les autres ont connu d'être sans héritage.
Mais vous avez connu d'être déshéritée.
De meest volmaakte onzer deugden zijn niets als duisternis, vergeleken bij het licht der genade dat de menschelijke natuur vòòr de zonde bestraalde. Moge daarom de mensch geoordeeld worden niet
| |
| |
als een geestelijk, maar als een menschelijk wezen. Jezus is ook mensch geweest en de tranen die hij schreide waren menschelijke tranen; het bloed dat hij vergoot was hetzelfde bloed dat vloeit in de aderen van elken mensch. Hij was geen engel en geen geest. Hij lag in de kribbe tusschen den os en den ezel, hij koning der aarde, als het armzaligste aller schepselen. Aan die twee stomme dieren hebben wij de taak gelaten over hem te waken. Niets hebben wij gedaan om hem te helpen. Het kleine kind was de erfgenaam der oude wereld en van alles wat er ooit aan grootheid op aarde was verschenen:
Il allait hériter de l'école stoïque.
Il allait hériter de l'héritier romain.
Il allait hériter du laurier héroïque.
Il allait hériter de tout l'effort humain...
Hij alleen bezit alle wijsheid en onze menschelijke wetenschap zal op den dag des oordeels zonder eenige waarde blijken:
Ce n'est pas par des notes de philologies
Que nous justifierons notre vieille carcasse.
Niet door de vertegenwoordigers der aardsche kennis moeten wij ons laten leiden, maar wel door de twee herderinnen eener ontelbare kudde van geloovigen: Jeanne d'Arc en Geneviève. Met eene vergelijking tusschen beider dood eindigt het boek.
Dit zijn de groote lijnen van dit grootsche gedicht. Ik zei het reeds: ondanks zijne gebreken en hinderlijke manier, is Eve het werk van een geniaal kunstenaar en ongetwijfeld een der merkwaardigste boeken van dezen tijd. Wanneer het boek niets meer bevatte dan enkele mooie fragmenten, dan zou het niet mogelijk zijn die achtduizend verzen tot het laatste met belangstelling te lezen. En zeker is het, dat ieder, die gevoelig is voor de schoonheid van een
| |
| |
vers, als hij eenmaal Eve heeft ter hand genomen, het boek tot den laatsten regel leest met een onverzwakt genot. Naast strofen van eene hooge lyrische vlucht, als de prachtige ‘Heureux ceux qui sont morts...’, naast tafereelen van eene kleurige uitbeelding en zuivere innigheid, als het tafereel van Jezus in de kribbe en de beschrijving van de verloren weelden van het paradijs, vindt men in Eve talrijke philosophische en theologische proposities geconcentreerd in verzen ‘d'un telle justesse technique, zegt Lotte, qu'il faudrait peut-être remonter jusqu'au De Natura rerum pour en trouver d'une égale sévérité’. Want zoo Péguy niet altijd al de bewegingen van zijn subtiel gevoel beheerscht, zijn vorm beheerscht hij volkomen. In deze tucht ligt zijne grootste kracht als dichter.
Tot de karakteristieke eigenschappen, die de poëzie van Charles Péguy van de meeste dichterlijke producties van onzen tijd onderscheiden, behoort haar toon van menschelijke deemoed en van majesteit. Deze majesteit heeft niet het verheven karakter dat de verzen van Corneille of Racine kenmerkt, noch de natuurlijke statigheid die het meesterlijke proza van Bossuet eigen is. Zij heeft eene ootmoedige innigheid die van natuur vijandig is aan alle declamatie en rhetoriek; zij orakelt niet, maar spreekt met eene hartelijke vertrouwelijkheid in de schilderachtige taal van het volk. Deze taal is kleurrijk en frisch; de meest abstracte denkbeelden maakt zij duidelijk door vergelijkingen uit het leven van boer en ambachtsman. En die vertrouwelijke familiariteit der taal schaadt niet aan de stille majesteit van den toon. Dat is een der grootste wonderen van Péguy's poëzie, waarvan de innigheid verhoogd wordt door een zeer persoonlijken humor, die de glimlach is eener fijngevoelige goedmoedigheid en tevens eener zachte, teedere melancholie.
|
|