Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 353] [p. 353] Kinderkruistocht Zij hadden een stem in den nacht vernomen, Die scheurde het web van hun kinderdromen. Daar gingen ze, wenende, één voor één, Verloren in nacht, verlaten, alleen; Zwervende, zonder gids, zonder doel, Verbijsterden in het geweldig gewoel. In de armen hield een der kinderen op Eén dierbaar stuk speelgoed, een oude pop. De mensen haastten aan hen voorbij, De wraak heeft geen tijd voor medelij. Verjoegen hen, lachend om den Jood, Die zo luid lamenteert en misbaart in nood. Want niemand dien nacht heeft het woord verstaan: ‘Zo wat gij hun doet, dàt hebt gij Mij gedaan.’ Zij zijn bij de grens op een hoop gaan staan, En drongen zich dicht tegen elkander aan. Geen ster scheen omlaag in den donkeren nacht, Geen maan doorlichtte de droeve wacht. Soms sliep er een in en riep met een stem Verstikt door zijn tranen: ‘Jeruzalem’... Zo stonden zij daar toen de dag begon En stonden er nog in de avondzon. [pagina 354] [p. 354] Stil stonden zij daar als een kudde klein vee Verjaagd uit de kooien, gelaten, gedwee... Want wie Jood is en Jahwe belijdt Moet zwerven op aarde in eeuwigheid. Elk kind draagt dit leed in zijn wezen mee - ‘Domine infantium libera me -’ Het hart van de mensen is koud en boos, - ‘Pater infantium liberet vos -’ Zo slaaf van de wereld en goddeloos, - ‘Domine infantium libera nos -’ Dat zij de zonde zich zelfs niet schamen, - ‘Libera nos a malo. Amen.’ - Vorige Volgende