Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 350] [p. 350] De grot Geen sprankje licht wijst ons een uitweg aan. Het pad waarlangs wij kwamen stortte dicht. Wij blijven, telkens stotend ons gezicht, gebukt de richting die wij gingen gaan. Elkaars naam roepend houden wij verband. Water, dat neerdruipt van boven ons hoofd, heeft onze laatste fakkels uitgedoofd. De hand tast zoekend langs de klamme wand. De kilte en duisternis zijn die van 't graf. Is eindeloos de grot? Zien we ooit weerom het nooit genoeg aanschouwde licht der zon? vraagt ieder onzer zich in stilte af. Vorige Volgende