Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 270] [p. 270] IV Hij knoopt, om 't licht te temperen voor 't kind dat in zijn bedje zich ligt om te keren, een zakdoek om de peer heen, en begint doodstil zich voor de wastafel te scheren. De vrouw, zich slapend houdend, hoort zich zweren dat zij beminnen zal wat zij bemint: o licht, wees vuur, ontsteek de morgenwind opdat de ziel tot het vlees toe vertere. Hij ziet dat zij het voorhoofd fronst; haar hand balt zich; deze is zijn vrouw, zij huilt; hij ziet diep, diep de spiegel in, hun huis in brand; hij ziet dat, eens, en of hij wil of niet, in weerwil van zijn vrees zijn wens geschiedt: hij, zij en 't kind trekkend naar ander land. Vorige Volgende