Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 187] [p. 187] Jacques Voor O.v.d.B. Een matte glans van blauwe veeren gloeit Langs zijn glad haar, ter weers-zij van de scherpe Scheiding. Op zijn gelaat de lampen werpen Een vreemde bleekheid die, gepoederd, bloeit. Bonte confetti wordt dwarlend gesproeid, De gasten lachen, de instrumenten snerpen - Hij zal met laatste geste alles verwerpen En tot mij komen -, want hij is vermoeid. Wij zijn vermoeid en dorsten naar den dood. Wij hoorden God niet lachen als wij lachten, Maar als wij vloekten 't geel licht en 't geel brood - Maar waarom dood? Wat nut als wij God brachten Ons hart: gebroken harten zijn niet groot. Laten we dansen, dansen maar - en wachten. Vorige Volgende