Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 169] [p. 169] De kerstboom De kaarsen branden tusschen mandarijnen, Sneeuwsterren, speelgoed en gekleurde noten. De kind'ren zingen, en de dauw der groote Oogen beweegt en blinkt in 't trillend schijnen. Hoor hoe ze zingen: ‘Nu zijt wellekome’ - 'k Voel moeders hand weer die de mijne houdt, En huiver bij den geur van 't schroeiend hout Als toen ik zong: ‘Gij zijt van ver gekomen -’ En daar staat weer de stal van Bethlehem, Sneeuw op het dak en licht door roode ramen! - - Moeder, wij waren veel te lang niet samen, - Ik heb het lied vergeten met uw stem. Zij strijkt weer door mijn haar en zegt: ‘Ach jongen, Elk jaar dat jij er niet bent bij geweest, Meende ik je stem te hooren, hier op 't feest, Vlak naast me en weenend als de kind'ren zongen -’ Vorige Volgende