Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 168] [p. 168] Novalis Zijn oogen waren onnatuurlijk groot, De bleeke handen te roerloos voor daden - Zooals een bloem uitbloeit met open bladen, Droomde zijn leven open naar den dood. Zijn zwakheid glimlachte als een kind glimlacht, Wanneer zijn tuin bevroren is van winter - Hij stond voor 't raam en, glimlachend naar ginder, Zong hij zijn zachte liefde door den nacht. Er hingen - wonderlijk - over het paars Behangsel schaduwen van vreemde dingen - Hij kon zijn angst niet dempen door te zingen, Het leven droeg iets stils, dood-stils en zwaars. Hij zat voor 't instrument en speelde een wijs Die meedreef met het drijven van zijn droomen, En zei eenvoudig: ‘Nu zal wellicht komen Hij met den zandlooper, viool en zeis.’ Vorige Volgende