Verzamelde gedichten(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 158] [p. 158] De kloosterling Als ik de groene luiken openzet, Zie ik de bloemen om het raam heen trillen Druipend van tintelenden dauw, en kil en Overzoet waait een geur door mijn gebed. O wonden, o bloei Gods! Mij is in 't bloed Eén uwer ranken dringend en uitloopend, Die, als uw lente eenmaal mijn zijden opent, In duizend bloemen mij uitbreken doet - Een vreemdeling stond in den tuin en groette. Hij nam mijn hand en voerde me als een knaap Over het grasveld naar 't begroeid priëel, Hij sprak: ‘Wij zijn één overbloeid geheel, Ik zie mijn hyacinthen om uw slaap En rozen in uw handen en uw voeten.’ Vorige Volgende