Verzamelde gedichten
(1990)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |
Vormenaant. | |
[pagina 119]
| |
Houtsneden | |
[pagina 121]
| |
Satyren Christofoor‘Ach, Christofoor, vertrouwder
In 't water dan op 't land,
Til het kindje van je schouder,
Geef zijn handje me in de hand;
Ik wijs het in de bosschen
De bronnen en de mossen,
De vogels en de vossen,
De slang, den haas en 't hert -’
Maar Christofoor, op den oever,
Leunt zwijgende op zijn kruk,
De stroom was stroef, maar stroever
Zijn de tranen van geluk:
Nooit was een bedding weeker,
Nooit waadde hij zoo onzeker,
Want nooit nog, nooit nog streek er
Een handje hem door het haar -
De satyr nadert ijlings
Door het ritselende riet,
Hij ziet het kind dat schrijlings
Op den reus naar hem omziet -
Hij die langs alle wegen
Zijn lusten had verkregen,
Biedt nu, schuw en verlegen,
Een handvol bessen aan -
| |
[pagina 122]
| |
't Kind heeft zijn hand genomen
En 't houdt wat het eenmaal houdt,
De satyr kan niet ontkomen,
Hij danst nooit weer in het woud -
Zoo sterk werd zijn hand gegrepen,
Dat het sap der stukgeknepen
Vruchten in roode streepen
Neerdrupt van pols naar poot -
O Christofoor, o satyr,
Uw woede en vlucht zijn getemd,
Men vindt op land of op water
Een klein geluk dat klemt:
Voor Christofoor ondoorwaadbaar,
Voor den satyr ongenaakbaar,
Voor mij, ach, onaanraakbaar
Wegzingend door mijn lied -
|
|