uitheems materiaal hadden
geschoold. Met dit al bleef ons de rechtstreekse werking van Bachs meesterwerk
tot op heden onthouden. Als dit eerlang verandert, mogen wij twee mannen
dankbaar zijn. Ten eerste de dirigent - was het Schoonderbeek? - die het eerst
hier te lande het werk deed horen in een kerkgebouw, en ten tweede
Jan Engelman, die de opdracht aanvaardde om de
tekst van de Mattheus-passie in het Nederlands over te brengen. Bij hen sluit
zich aan, als gelijkwaardige derde, de toekomstige dirigent, die deze vertaling
zal uitvoeren en de boodschap die de wonderbaarlijke muziek brengt ook
woordelijk zal doen verstaan.
Jan Engelman had veel kritiek te verduren nog voor hij een letter had
geschreven. Nu zijn vertaling in druk is verschenen, luwt de tegenwind reeds
merkbaar. Men ziet in, dat Engelman, wiens dichterlijk vermogen immer op
ingeboren muzikaliteit berustte, gedaan heeft wat van hem te verwachten was, en
daarmee veler verwachting overtrof. Zowel de wijze waarop hij de
Staten-vertaling aanwendde voor de recitatieven, als de handhaving van de toon
van het kerkgezang in koren en solistenpartijen, wekken bewondering. Koralen
als ‘Gods wil geschiede voor altijd’ en ‘Mij heeft de wereld vaak misleid’
hebben een oorspronkelijkheid die aan Valerius doet denken. Natuurlijk zijn er
ook aanmerkingen te maken, maar men doet beter die te laten rusten, tot de
vertaling aan een uitvoering zal zijn getoetst, een uitvoering die zonder
twijfel voor ons land een belevenis zal worden. Want eerst dan zal de
Mattheus-passie hier worden ondergaan.