Een belofte
Er is in ons land een jong dichter,
Koos Schuur genaamd. Onthoud deze naam, lezer,
als gij in poëzie belang stelt. Gij zult deze naam, naar ik stellig vermoed,
nog dikwijls tegenkomen, en steeds, tenzij ik mij sterk vergis, zal werk door
deze naam ondertekend, u weten te boeien. Want Koos Schuur is niet slechts een
jong dichter met veel talent, maar met een talent dat betekenis heeft voor ons
allen, voor zover wij oor hebben voor de geheimen die poëzie verbergt en doet
raden. Terwijl zijn stem, soms speels, soms pathetisch, eigen en eerlijke
gevoelens tot uitdrukking zoekt te brengen, zingt er iets in mee dat men het
hart van het land zou kunnen noemen. En deze toevoeging, die niet, als bij
gelegenheidsdichters, opzettelijk geschiedt, verleent aan elk zijner verzen een
zeker perspectief.
Mij is niets bekend omtrent Koos Schuur dan hetgeen zijn werk te
verstaan geeft. Hij moet van geboorte een Groninger zijn, blijkens zijn liefde
voor de Groninger veenkoloniën, aan welke hij het dichtwerk ‘Novemberland’ opdroeg. Hij moet,