Dr. Ant. Smoor W.P.
‘Het blijde
leven’
Dr. Antoon Smoor maakt deel uit van de
Sociëteit der Witte Paters. Zijn herderlijke roeping bracht hem reeds op
jeugdige leeftijd naar Noord-Afrika, vandaar naar Canada, gedurende de vorige
wereldoorlog, en vandaar weer naar Noord-Afrika. Afgelopen jaar heeft Dr. Smoor
zijn 75ste verjaardag gevierd, en dit is voor
Gerard Knuvelder aanleiding geweest uit Dr.
Smoors poëzie een keuze te maken en deze het licht te doen zien. Gedeeltelijk
zijn de gedichten die dit kleine bundeltje samenstellen reeds eerder in
tijdschriften verschenen, o.a. in ‘Van Onzen Tijd’ (onder het pseudoniem
Herman van Zuyle) en in de ‘Katholieke
Illustratie’.
De lezer die van deze verzen kennis neemt zal terstond opmerken: 1.
dat zij een halve mensenleeftijd geleden geschreven zijn; 2. dat Dr. Smoor over
twee stemmen beschikt, een bariton, waarmede hij landschappen en beelden uit
het boerenleven bezingt, in stijl en zinswendingen
Guido Gezelle navolgend, en een tenorgeluid,
waarmede hij,
Vondel volgend, religieuze poëzie doet
horen, in het bijzonder de verrukkingen van priesterarbeid. Zijn landelijke
poëzie is zwaarder, donkerder, zijn altaar-poëzie lichter, hoger van toon. In
beide genres echter is de versificatie uiterst verzorgd. Er is op elk
gedichtje, op elke regel, hard gewerkt; toch blijkbaar nog niet hard genoeg,
want men blijft het bespeuren.
Zo vormen dus hier de boer en de priester, blijkens de titel van de
bundel, tezamen ‘
Het blijde leven’. Tezamen, maar niet verenigd. Het
bezongene en de zanger vereenzelvigen zich niet. Men verneemt hier niet, als
bij Gezelle, het priestergeluid in boerse verzen; noch verneemt men, als soms
bij
Marnix Gijsen, een boerse aandoening in
priesterverzen. Neen, bij Dr. Smoor blijven beide registers gescheiden, en het
is dit onvermogen, of schroom, ze te doen samensmelten tot één tweestemmig
lied, dat op beperktheid van talent duidt. Een enkele maal