Gerard Walschap
‘Bejegening van
Christus’
Hoe Christus op aarde bejegend werd, wij weten het allen: herders en
vissers geloofden, heren en priesters gedoogden niet dat de oude wet vervuld
werd.
Gerard Walschap, de schrijver van ‘
Adelaïde’ en ‘
Carla’, wiens breuk met kerk en klerikalisme, in boeken
als ‘
Sibylle’, met enig gerucht gepaard ging, heeft thans een
novelle geschreven spelend in Jezus' dagen in het Heilige Land. Ik zou mij
sterk moeten vergissen als dit boek niet voort was gekomen uit de behoefte tot
uiteenzetting: niet ik ben de afvallige, maar gij, rijkaard, en gij,
zelfgenoegzame priester, die Jezus' Nieuwe Voorschrift eerst aanvaard hebt
nadat gij het de starheid hadt gegeven van de oude wet. Walschap doet dit
echter niet, als Renan deed, of Barbusse, door een menselijke belichting van
Jezus' figuur, maar veeleer op een wijze die in de verte doet denken aan de
beroemde Christuslegenden van Selma Lagerlöf. De hoofdpersonen van zijn boek
zijn Ahasverus, de Wandelende Jood, hier Asveer genaamd, en Nicodemus, de tot
Jezus' leer overhellende Farizeeër, die in het bijbelverhaal 's nachts aan
Jezus een bezoek brengt.
Ahasverus, volgens de voorstelling van Walschap, was
grootgrondbezitter in Judea. In zijn gebied viel Bethlehem, en het waren zijn
herders die in zijn stal de geboren Verlosser vonden en aanbaden. De verstokte
rijkaard echter, zelf kinderloos gebleven, - zijn vrouw pleegde zelfmoord, -
rancune gevoelend tegen alle ouders sinds zijn poging een kind aan te nemen
mislukte, acht het Kind, dat hij in zijn stal ziet, een kind als ieder ander en
sommeert de herders naar het veld terug te gaan. Er dreigt even verzet en
oproer, maar reeds heeft de invloed die van het Kind uitstraalt de herders
bijgebracht geen geweld te gebruiken. Zij hervatten zwijgend hun werk. Dan
komen de Drie Koningen, die, ongastvrij ontvangen door Ahasverus, zich op hem
wreken door al zijn herders en knechten vrij te kopen