Joost van den Vondel
‘Roskam en
Rommelpot van 't hanekot’ Met inleiding en toelichtingen uitgegeven door A.J.
Schneiders
Een keurig uitgavetje van
Vondels twee beroemde hekeldichten,
geïllustreerd met facsimile's van de aanheffen der gedichten volgens de
oorspronkelijke uitgaven van respectievelijk 1630 en 1627 en bovendien met de
prent die de vermaarde studie van
Bakhuizen van den Brink in de eerste
jaargang van dit tijdschrift begeleidde. De Roskam, aan
Hooft opgedragen, in alexandrijnen
geschreven, is door de inleider,
A.J. Schneiders, in hedendaagse spelling
overgebracht; de zoveel ruiger Rommelpot, in populaire strofen gedicht, liet
hij zijn oud gewaad behouden. Waarom het voorbeeld van
Verwey ook hier niet gevolgd?
De inleiding en toelichtingen vindt men in brochure-formaat als een
surprise in de kaft van het boekje. Ik ben met inleider eens, dat de periode
der hekeldichten een der aantrekkelijkste tijdperken van Vondels werkzaamheid
is. Niet echter om de redenen die hij aangeeft, namelijk dat onze tijd van
kentering en verdeeldheid niet toe zou zijn aan de ‘hoge, harmonische
levensvisie’ van Vondels latere werken. Een zodanige tijd zou mijns inziens
zulk een visie juist broodnodig hebben. Eerder deel ik de mening van
Herman Gorter, dat Vondel in dit tijdperk
nog de stem had van zijn stad en klasse. De bekoring en duurzame waarde der
hekeldichten ligt naar mijn inzicht bovendien hierin, dat zij niet alleen
hekelen, maar in de eerste plaats een ideaal aanduiden en in bescherming nemen.
De bewonderde figuur van Hoofts onkreukbare vader, de idee der verdraagzaamheid
door Hanekop gepredikt, houden Roskam en Rommelpot op hoger peil dan waarop
hekeldichten qua hekeldichten gemeenlijk staan. Zo is het moeilijk, zelfs bij
Vondel, een verhevener apotheose te vinden dan de slotverzen van zijn Decretum
horribile, het chef-d'oeuvre der hekeldichten.
De toelichtingen geven verklaringen regelsgewijs. Hierbij is