ten
en het Nieuwe Testament. Ik had, als hij over tegenwoordige literatuur sprak,
altijd het gevoel dat mij een verhoor werd afgenomen. Wat vind je van...?
Nu...? En...? Steeds dringender werden de vragen. Hoezeer ik ook in nuances te
ontkomen trachtte, hij bleef achtervolgen. Was iets ‘verrottigheid’ of niet.
Zijn criterium was dat niets bestond, dan voor zover het zichzelf bestaansrecht
verleende. Conventies en tradities waren hinderlagen, volgens hem, je moest je
er aan meten en dan zou blijken wat je waard was. Wat bestond was de mens en
het heelal. Kunst was de uitbeelding van het heelal in het menselijk lichaam.
Al zijn gedichten, met het accent op het heelal in zijn vroegere periode, met
meer accent op het lichaam later, leggen daar getuigenis van af. Wat hij zijn
‘vitalisme’ noemde, was volgens zijn beschouwing geen anarchisme of nihilisme,
het was een eis tot leven in kosmische volstrektheid. ‘Wees dan gijlieden
volmaakt, gelijk uw Vader die in de hemelen is volmaakt is.’
Marsman had geen weerzin tegen burgerdeugd,
mits die niet het produkt was van de orde alleen, maar uit het hart voortkwam.
Deugd was geen deugd als zij bij het gemiddelde bleef en zichzelf niet
overtrof. Hij was in het dagelijks leven uiterst stipt en vooruitziend. Hij was
liever te vroeg dan te laat op een station, en ik heb nooit iemand gekend die
zo toegewijd drukproeven corrigeerde, en al corrigerend aanwijzingen gaf. Ik
herdenk hier dankbaar hetgeen hij deed voor mijn dichtbundel " ‘
Vormen’.
Marsmans belangstelling voor hedendaagse schrijvers was grenzeloos. Als
het maar schrijvers waren die ‘bestonden’. Historische belangstelling had hij
niet. Het was of de dood hem belette vrij over iemand te denken. De dood was de
vijand, waartegen de mensen die bestonden en door kunstuitingen hun bestaan
bewezen, een bondgenootschap sloten. Zijn felle beschouwingen en kritieken op
nieuw-verschenen boeken kwamen voort uit zijn behoefte aan broederschap. Hij
peilde: leeft daar iemand. Werd er geleefd, dan was het goed. Ik heb niemand
gekend, die zelf zo goed tegen kritiek kon, als het van een