Tot deze soort vrouwen - want ik wed dat het een vrouw is - behoort de
auteur die onder de schuilnaam Tore Hav de roman ‘De boom des levens’ heeft
geschreven. Een professorsweduwe, nog betrekkelijk jong, krijgt het dagboek in
handen van haar dochters vriendin. Het meisje heeft twee ongelukkige amours
gehad en heeft uit angst voor zekere gevolgen, zelfmoord gepleegd, is althans
aan de gevolgen dier gevolgen bezweken. Moet ik meer zeggen, lezer? Ik geef
toe, dat het boek, dat man en paard noemt, nog duidelijker is. De weduwe, zeer
begrijpelijk, ondergaat het als een hevige schok, dat vlak in haar nabijheid
zich zulk een tragedie heeft afgespeeld. Zij zoekt kalmte tot meditatie in een
huisje in de bergen. Maar het is of het leven, nu het zich eenmaal geopenbaard
heeft, met openbaringen haar blijft achtervolgen. Op de boerderij, in de
omgeving der woning, waar zij haar intrek heeft genomen, ziet zij, nu zij ogen
heeft om te zien, in het verborgene de verschrikkelijkste dingen. Er is een
dochter van wier gedragingen haar ouders niets weten, een zoon die betrekkingen
aanknoopt met een oudere vrouw. Maar zij ziet tevens dat het hart der mensen
goed is, hoe smartelijk ‘de boom des levens’ het met zijn groei ook
uiteenscheurt. Zij ziet dat smart voortkomt uit misverstand, uit wederzijds
wantrouwen tussen ouders en kinderen, uit de leugenachtigheid der samenleving.
Er wordt heftig gepleit voor sexuele voorlichting op de scholen, voor
openhartigheid onderling tussen geliefden en huisgenoten, voor
alles-ronduit-zeggen. Wie zou hier in principe niet mee akkoord gaan?