Titaantje in Vrouwe-polder
B.
Stroman: ‘Vrouwe-polder’
Dit is een charmerend boek. Bekoorlijk en ontroerend, licht van toets
en diepzinnig, goedgeschreven, en met een mengeling van weemoed en zelfkennis,
die ook een boekje als ‘
Tsjip’ van
Willem Elsschot of de verhalen van
Nescio indertijd zo onweerstaanbaar maakte.
Maar
Stroman - althans de jeugdige schrijver die de
hoofdpersoon is in Stromans nieuwe boek - is jonger dan Willem Elsschot, hij
heeft nog illusies, hij is nog min of meer, zou Nescio zeggen, een Titaantje.
Of dat kwaad kan? Integendeel, zou ik zeggen. Er is geen andere weg een Titaan
te worden dan, om te beginnen, een Titaantje te zijn. Hetgeen zeggen wil, met
zichzelf overhoop te liggen en tegen de rest van de wereld op te tornen,
terwille van iets dat niet bestaat maar stellig bestaan moet. En het bijltje er
niet bij neer te leggen, tot het bestaat. - ‘Laat me nog vordren tot de
vervulling! Laat me nog worden tot ik zal zijn!’ - heeft
Geerten Gossaert geschreven, die ook
meespreken kon en dit deed op de hem eigen klassieke wijze, de enige wijze om
in onze tijd oprecht te zijn. Maar ter zake over het boek van Stroman.
Stroman vertelt hoe een jeugdig schrijver, met visioenen uit illusoire
middeleeuwen, een ‘retraite’ op het landelijk Walcheren zoekt, om het boek te
schrijven waarvoor hij al maanden studies heeft gemaakt. Hij vindt een woning
in het dorpje Vrouwenpolder, en zet zich tot schrijven aan een tafel voor het
raam, dat op de rustige dorpsstraat uitziet. Zijn jonge vrouw, die mee is
gekomen en het huishouden doet op petroleumstellen, die winkelt, met haar man
praat, hem inspireert en 's avonds langs de dijk met hem wandelt naar Veere,
verwacht een baby. Er ontstaat een soort wedstrijd, gedurig in samenwerking
over en weer, tussen het kind en het boek, wie de eerste zal zijn. De een wint
het in tijd, de ander in belang. Maar er is, voor het zo ver is, nog heel veel
gebeurd. De illusoire middeleeuwen zijn in het dorpje werkelijkheid aan het
worden. Oude vetes en broe-