nebeeldige maar daarom niet minder werkelijke
betekenis gekregen en gehandhaafd. Hoe democratischer, verdraagzamer en
neutraler zich de Oranje-figuren getoond hebben, des te beminder zijn zij bij
ons volk geweest. Desnoods conservatief, desnoods feodaal, maar altijd boven en
buiten de partijen. Diegenen echter onder de Oranjes, en het waren niet de
geringste en minst bekwame leden van dit zeldzaam begaafde geslacht, die zich
met hun volle persoonlijkheid in het gewoel geworpen hebben, Maurits
bijvoorbeeld en Koning Willem I, verloren daardoor veel van hun populariteit.
Het zijn figuren van grote tragiek. Ons volk is niet kunstzinnig genoeg om in
te zien dat hartstocht tot eer strekt. Oranje schijnt eerst van gewicht te
worden, als de beroemde rade-, rede- en reddeloosheid intreedt. Andere volkeren
hebben met revoluties hun koningen verloren, wij daarentegen hebben hen daarmee
steeds weer terug gewonnen, en steeds dierbaarder zijn zij ons daardoor
geworden.
Het boek van
Dr. Japikse is te zeer gebaseerd op
diplomatieke, en politieke geschiedenis. De wisselwerking van Oranje en
volksgeest, die naar ons inzicht meer door economische, culturele en
geestelijke factoren bepaald wordt, komt niet tot zijn recht. De bijzonder goed
gekozen portretten en andere illustraties zeggen eigenlijk meer dan de
begeleidende tekst die - om het zacht te zeggen - wel wat erg gemeenplaatsig
aandoet. We missen brieven, anekdotes, we missen karakterschetsen. Het is alles
angstvallig gehouden op het gemiddelde peil van een vaderlands leerboek. Aan
een waarlijke portrettengalerij van deze onze grootste Familie is de schrijver
niet toegekomen.
Het is, naar ik meen, een kwestie van stijl. Met deze verdoezelende en
voorzichtige taal valt niet te schilderen. Eis ik teveel? Eis ik de kennis van
Japikse verenigd met het talent van
Van Deyssel? Ja, dat eis ik, want ik kan het
niet helpen dat ik
Fruin niet kan vergeten.