Tafeltje, dek je!
J.W.F. Werumeus
Buning: ‘Culinaire tierelantijnen’
Zolang wij in Holland stijf vasthouden aan de twee dekschalen met
groente en aardappelen, de sauskom met jus en de koude rollade, is het zeer wel
denkbaar dat het lezen van dit boekje het enig culinair genot is dat er binnen
onze grenzen te smaken valt. De lezer vindt hier, al is het in de verbeelding,
een vervulling van zelfs niet bij hem opgewelde wensen, precies zoals de
bioscoopbezoeker meer avontuur beleeft dan hij ooit vermocht te dromen. Men
steekt, met Attila, het everzwijn aan het spit; men plaatst, met
Brillat-Savarin, de flessen Sauternes tussen de borden met oesters en citroen.
Men tafelt met Petronius, met Richelieu, met Grieken en Joden.
Dit buitengemeen smakelijk boekje, waarvan de stijl doet denken aan het
smeedwerk van een paleishek of aan de sierlijke suikerkrullen op een Romeinse
roomtaart, heeft echter een wijder doel dan een verheerlijking van het
tafelgenot. Het wil dit genot ontdoen van zijn afkeurenswaardige bijsmaak. Goed
eten is een verplichting tegenover het goede der aarde, goed eten brengt goede
mensen voort. Naast zoals God hem schept, is de mens zoals hij zich zelf zal
voeden. Perzië, het Romeinse Rijk, het Franse koningshuis, zij zijn ondergegaan
toen hun maaltijden te wild en te weelderig werden. De historie der keuken,
zegt treffend
Werumeus Buning, is de keuken der
historie.
Ik hoop dat Werumeus Buning dit stukje zal lezen. Mijn moeder, die van
haar grootmoeder een eigenhandig geschreven receptenboek ten huwelijk meekreeg,
draagt mij op hem te melden dat zij met groot genoegen en instemming van zijn
boek heeft kennisgenomen; maar waarom heeft hij, zegt zij, van het