Antwoord op een enquête van ‘Het
Vaderland’
‘Over onder- en overschatting’
Op de vragen in uw enquête gesteld, mijnheer de redacteur, kan men zeer
kort antwoorden. Alle eersterangs schrijvers worden in Nederland onderschat,
alle tweederangs schrijvers worden er overschat. Daar is inderdaad een zekere
stelselmatigheid in. De vraag wordt thans deze: wat is een eersterangs
schrijver? Het is een schrijver die verdwenen is in zijn werk. Dante is de
wandelaar in de Divina commedia. Shakespeare is de secretaris van Hamlet en
Coriolanus.
Multatuli is
Max Havelaar.
Willem ‘die Madok maakte’ is Reinaert de
Vos.
De tweederangs schrijver schrijft bespiegelend of weerspiegelend. Hij
brengt hoogstens een portret voort of een vaag gezoem om het leven. Hij blijft
zelf belangrijk. Hij doet wat
Kloos zegt: hij laat de mens sterven opdat de
kunstenaar leeft. Maar hij laat niet de kunstenaar sterven opdat het kunstwerk
leeft. Onproduktieve belangrijkheid, daar is het land vol van, zo vol, dat een
eersterangs schrijver bijna genoodzaakt is een zonderling te worden of in het
buitenland te gaan wonen. Het publiek, het volk, leest buitenlandse boeken. In
het binnenland laat het de tweederangs schrijvers hun gang gaan. Het is gewend
aan regenten, het houdt zelfs wel van gewichtige belangrijkheid.
Dit zijn enige meditaties, mijnheer de redacteur, naar aanleiding van uw
vragen. Met een laatste meditatie wil ik eindigen.
Van Deyssel is een eersterangs schrijver van
‘impromptu's’, hij is een tweederangs criticus. Hij is als het eerste
onderschat, als het tweede overschat. Is er een duidelijker voorbeeld van de
stelselmatigheid waarmee men in ons land de kleine schrijver ten koste van de
grote verheft?