geworden magnaten, als eertijds de Prediker:
ijdelheid der ijdelheden.
Het procédé heeft
Revis van Ehrenburg overgenomen. Ik laat in
het midden of zulk een technische ontlening toelaatbaar is. Ik zie heel goed
dat Revis' stemming een gans andere was dan die van Ehrenburg, ik geloof zelfs
dat Revis niet uit een temperament schrijft en dat hem eer een Babbitt dan een
clown van Shakespeare of de afgetobde Prediker voor ogen gezweefd heeft.
Dit wordt ons terstond duidelijk als we de voorstelling, die Revis van
een figuur als Ford geeft, vergelijken met de magnaten à la Ehrenburg. Bij hem
is Ford niet anders dan een mecanicien in het kwadraat, een kinderlijk idealist
van geld en welvaart, in wiens zakenleven de gehele wereld betrokken geraakt,
maar in wiens gemoedsleven het wiegeliedje nog steeds de boventoon voert. Ik
laat alweer in het midden, of dit bij een zakenman van deze volgroeidheid
mogelijk is, maar het boek van Revis vervalt daardoor in een opsomming van
dikwijls knap beschreven landschappen, steden, nachttaferelen,
spoorwegemplacementen, waar wij Fords fabrieken en Fords tractoren aan de
arbeid zien, maar die niet het uiterlijk beeld suggereren van een menselijke
gedrevenheid.
Zo hebben de los aaneengeschakelde berichten somtijds het belang van
reportage, somtijds missen zij zelfs niet de schoonheid van een poeme en prose, maar wat baat ten slotte een zeker technisch
meesterschap, wanneer daar zo weinig mee wordt uitgedrukt.
Revis is begonnen met zich een moderne pen aan te meten, hij is voor een
met welgevulde dossiers voorziene schrijftafel gaan zitten, hij heeft klappers
en kaartsystemen geraadpleegd, en het eind van dit al was een prestatie, die
artistieke hoedanigheden bezit, maar juist datgene mist waarom men een boek
schrijft. Wij vinden geen eigen levensinzicht. Mogelijk heeft hij door een
voorbarige stijl zichzelf de weg afgesneden. Een schrijver is wellicht de enige
mens ter wereld die een stijl niet