Jan Engelman
‘Sine nomine’
Jan Engelman is een der leiders van een
groep van enigszins esthetisch en intellectueel georiënteerde, nog tamelijk
jeugdige, katholieke schrijvers en dichters, die zich om het tijdschrift De
Gemeenschap, dat te
Utrecht verschijnt, hebben samengevoegd. Er
zijn, buiten deze Gemeenschap, nog andere katholieke jonge schrijvers,
doorgaans verstrooider opgesteld en argelozer, minder letterkundig van toeleg,
minder modern toegespitst, wier landelijke katholiciteit, om een treffend woord
van
Dirk Coster te gebruiken, doet denken aan de
warme en fijne dorpen van Brabant en Limburg, terwijl de Gemeenschap meer de
indruk maakt uit noordelijke stedelingen te zijn samengesteld. Het merkwaardige
dier Noordelijken is, dat zij, bij een zeer sterk uitgesproken partij-besef in
hun kritisch werk, - want het zijn bijna allen voor hun overtuiging door het
vuur gaande journalisten, soms dermate, dat men zou denken nog steeds met
bekeerlingen te doen te hebben, - in hun poëzie daarentegen naar motieven
zoeken, waaraan, zo meent een leek althans, het geloof niet noodzakelijk ten
grondslag behoeft te liggen. Men kan er een katholiek moeilijk een verwijt van
maken, dat hij bewondering koestert voor type-writers en vliegmachines, maar
men kan zich verbazen, dat iemand, die zulk een innerlijke en oude cultuur
bezit, deze bewondering voor alles wat grootsteeds en Amerikaans aandoet zo
jongensachtig etaleert. Van een ‘trahison des clercs’ is hier zelfs geen
sprake, al zou men verwachten, dat een gelovige het moderne eer aannam als
reeds lang gepro-feteerd, het als een toevallig-laatste benaderingsvorm van het
eeuwig-onuitsprekelijke beschouwend en er dus met meer beheersing dan
aanbidding tegenover stond. Maar wat te denken van de opdracht vóór-in Jan
Engelmans nieuwe bundel: ‘Voor jou, Charles Lindbergh, zeemeeuw, ijlbode onzer
nostalgie’, als men er niet om wenst te lachen? Is Lindbergh, vraagt men dan,
voor de dichter een verschijning van dusdanige technische