P.H. van Moerkerken
‘De historie en
het droomgezicht over den prins en den moordenaar’
Een merkwaardig boek, dit laatste werk van
Van Moerkerken. Een merkwaardigheid, minder
van stijl, die tot in bijna iedere zinsnede de oververvuldheid heeft van
opzettelijk mooi-schrijven, dan van gedurfde compositie. Het verhaalt, in
korte, kernige, in snel tempo (hoe dan ook) schilderende hoofdstukjes, de
levenslopen beurtelings van Prins Willem de Eerste, de Vader des Vaderlands, en
van Balthazar Gerardsz, de moordenaar. Als een grote landkaart ligt de 16de
eeuw onder ons, in woelig donker, en wij zien een zoeklicht afwisselend zwenken
van Nassau-Dillenburg, waar de Prins, naar de Franche-Comté, waar Balthazar
Gerardsz geboren wordt; vervolgens zien wij de steile straal glijden over
Luxemburg,
Brussel, het Maasdal, de Nederlanden, Holland en
Zeeland, om ten slotte op het oude stadje
Delft, waar het samentreffen der beide gestalten
in een noodlottige botsing plaats vindt, een harde lichtbundel neer te werpen.
Hier eindigt de historie. Er volgt, als een soort verzoenende apotheose, een
droomgezicht van een oud monnik, die het zoeklicht uit de duisternissen dezer
aardse omwandelingen opwaarts richt, de dieper duisternissen van de hemel in.
Mijmerend over een opperst gelijk, vernietigt hij Balthazars als een relikwie
bewaarde schedel, verbrandt diens apologie, en hij ziet, omhoog, de twee
gestalten van de Prins en de Moordenaar ‘tot elkaar nijgen in een broederlijken
groet.’ - ‘Over hen heen’ - vervolgt dit vroom visioen - ‘buigt genadenrijk het
Goddelijk Hoofd. In het verblindend licht, in de liefde die het al beweegt,
worden zij opgenomen.’ -