woorden
onvermijdelijk gekregen had, heeft de schrijver, omdat er ook in het verhaal
zelf geen plaats voor was, in het voorbericht aangetekend. De vondst van een
meester.
4. - (Bloem:) Deze dood past niet in de toon van het
boek.
Bestrijding: Dit is eenvoudig een amusante enormiteit. Een boek, waar de
dood als een watersnood de dijken van het geruste leven vernietigd heeft, waar
hij zover het oog en de herinnering reikt in alle straten staat, zodat de
mensen hun zit- en eetkamer allang ontwend zijn en reeds met het zekere
genoegen van een hier luguber aanpassingsvermogen op zolders en daken huizen,
in zulk een boek, waar de dood de verschrikkelijktse maar tevens de gewoonste
en de het bestaan volstrekt bepalende zaak ter wereld is, zou het sterven van
iemand, die geen held is en niets bijzonders beleeft, uit de toon vallen!
5. - (Bloem:) Dan is er nog een niet zo gemakkelijk aan te tonen, veel
subtieler, maar voor mij juist daarom nog klemmender, reden om dit einde als
een fout te merken. ‘Im Westen nichts neues’ (ik schrijf Bloem tot in zijn
spelling over) is typisch het boek van een uit de oorlog teruggekeerde, niet
van iemand, die vlak voor de vrede gesneuveld is.
Bestrijding: Bloem schrijft in de zinsnede ‘typisch het boek
van een teruggekeerde, niet van iemand die
gesneuveld is’ tweemaal het woordje van, dat misschien beide
keren door het Duitse von te vertalen is, maar hier in het
Hollands verwarring schept. Hij bedoelt ‘typisch het boek door een teruggekeerde, niet over iemand die
gesneuveld is’.
Het onderscheid is subtiel maar klemmend. Inderdaad, Remarque keerde
terug en door hem werd het boek geschreven over Paul Bäumer die sneuvelde. De spanning tussen de beide
voorzetsels, die Bloem, door ze beide van te schrijven,
verslapt heeft, geeft precies de afstand weer tussen auteur en onderwerp. Al is
de identiteit van Remarque en Bäumer zeer groot, er is ruimte dat de een zijn
boek schrijft en de ander sneuvelt. Het