soonlijkheid. Merijntje is geen
pijl meer, geen vuur, geen held.
Ik blijf geloven, dat een roman in hoogste zin staat en valt met het
heroïsche van zijn hoofdfiguren, en dat men bij een kunstwerk kan spreken van
een ondergang naar de normaliteit. Ik blijf dit geloven, al heeft dit vierde
deel ook, als ‘tranche de vie’ van een schipbreuklijdend arbeidersgezin, mij
bijzonder getroffen en is het als boek een ongetwijfeld beter prestatie dan het
tweede en derde deel. De keuze van de entourage om de Gijzens heen is
buitengemeen gelukkig: de socialistische bootwerker, de kleine Joodse
winkeliers, de goede kapelaan, de hardvochtige pastoor, het volkstheater, de
kraampjesmarkt, de diverse speelkameraden, zij zijn allen voortreffelijk in het
geding gebracht en vertegenwoordigen ieder op zeer persoonlijke wijze een
stukje uitmuntend getypeerd stadsleven. De opeenvolging der gebeurtenissen: de
aanvankelijke voorspoed, het aanschaffen der deftige meubeltjes, het
faillissement van de fabriek waar Gijzen werkt, het ineenstorten daarmee van
alle energie, de slopende ontbering die daarop volgt, het aansporen tot
gemeenschappelijk geordend verzet door Van Tol, de zachte onderhandse hulp door
de jodenmensjes, het sneeuwruimen als welkom karweitje, waarbij die prachtige
beschrijving van vaders vermoeide hand op het sneeuwkarretje als Merijntje hem
die nederige arbeid ziet verrichten, ja, zelfs het komisch intermezzo, het
verdwalen van het katholieke jongetje, het Joodje en de socialist in een
calvinistische kerk, wanneer daar juist tegen het ‘beest van Rome’ gefulmineerd
wordt, en zij zich gedwongen zien onder het gehoor te blijven, - het is alles
even goed gedaan, eenvoudig, duidelijk en met meesterschap uitgebeeld en in
compositie gebracht. De Jong heeft achtergrondwerk verricht als een schrijver
van hoge orde.
Maar er is niettemin schade toegebracht aan iets zeer kostbaars, er is
een reine kinderstem die een begin van baard in de keel krijgt. Dit is het
natuurlijke verloop der dingen, zult ge zeggen. - Zeker, maar dat mag men toch
wel jammer vinden? - Het helpt weinig, of gij dat al jammer vindt, zegt ge
terug, het