ijld geluid,
die gedurig de mond vol hebben over moderne synthese, nieuwe religie, herwonnen
classisisme, enz. - het was merkwaardig hoe dezelfde mensen, aangaande een boek
dat nota bene met kunst niets uitstaande heeft, plotseling vijftig jaar jonger
werden, de strijdbijlen en harnassen van tachtig uit het arsenaal opdiepten,
afstoften en aangespten, de leuze ‘l'art pour l'art’ lieten horen en manmoedig
verzekerden dat, op last van
Multatuli en
Van Deyssel, een iegelijk die wilde vloeken of
spuwen zulks doen mocht mits hij het in kunst, schoonheid of waarheid deed.
De vergoelijkers van ‘De zondaar’, probeer ik het verschijnsel van deze
inconsequente retardatie te verklaren, zijn waarschijnlijk
tweede-rangsartiesten en maken deel uit van de tussengeneratie. Nu de ouden
zijn gaan zwijgen nemen zij, met behulp van wat literair jargon, de houdingen
van hun meesters aan. Zij laten gaarne alles wat de tijd hun mocht geleerd
hebben varen, zij brengen zichzelf triomfantelijk in discrediet, om één
ogenblik hun jeugd-ideaal in zichzelf verwezenlijkt te gevoelen. Het is zielig
te denken dat er mensen bestaan die met vreugde een boek als dat van
Alie Smeding begroeten om één minuut
Van Deyssel te zijn. - Hoe slecht hebben zij ‘Ik
houd van het proza’ en wat er daar vlakbij over
Netscher staat gelezen! - Dit is echter een
algemeen menselijk verschijnsel, maar de typisch literaire kant is de
volgende:
Er is sedert de Grieken een geheim in alle kunst, een geheim dat het
publiek beseft, dat iedere kunstenaar van betekenis kent, maar dat juist alleen
de tweederangs-artiest ontgaat. Hij is de enige die niet weet wat kunst is. Wij
allemaal weten het. Maar hij, gehandicapt door zijn halve aanleg, tracht het
natuurlijke dat hem pijnlijk ontbreekt aan te vullen met dogma's, en schat deze
dogma's hoger dan wat hij vanzelf had, want ze zijn zijn enige schepping.
Terwijl het grote publiek en de grote schrijver beiden evenzeer vermoeden, dat
de schrijver niet alléén schrijft; dat, om een uitdrukking van een vriend van
me te gebruiken, er ‘een ander is, die de pen vasthoudt’; dat het geschrevene