leest men in het
prospectus, ‘een bundel gedichten verschijnen getiteld “
De modderen man”. Het eerste deel van een “drieluik” was
daarmee voltooid. Met belangstelling werd toen om de volgende deelen gevraagd.
Thans is door den dichter het tweede voltooid. De titel daarvan is “
God aan Zee”. Het geheele werk zal voltooid zijn met den
het volgend jaar te verschijnen bundel “
Het Berg-Meer”.’
Deze bundel gedichten, met de merkwaardige naam ‘God aan zee’, vormt dus
het ‘tweede luik’ van een lyrische trilogie waaraan
Karel van de Woestijne al jaren en jaren traag
en hardnekkig arbeidend bezig is. En wat schreef hij al niet daarboven en
daarbuiten! De grote oden van ‘Het zatte hart’, de interludiën van ‘Zon in den rug’. - Welk doel heeft deze dichter, wiens adem
zo zwaar is, dat de aanvangsregels van zijn verzen er langzaam van slepen en de
sluitregels doorgaans lome zuchten zijn, - welk eensklaps in drieledige
samenstelling opgeheven doel heeft deze dichter van het uitputtende gedicht
zich met in reserve gehouden kracht gesteld? - Bestaan inderdaad deze gedichten
uit een groot geestelijk geheel en heeft dit geheel een hogere zin? Of
verenigen zich deze gedichten van ‘God aan zee’ in geen ander verband dan dat
ze alle, zoals een ‘bibliografische aanteekening’ vermeldt, in
Oostende geschreven zijn tussen 1919 en 1926? - We
moeten maar wachten, met onze begeerte naar wijder blik, tot het derde luik
‘Het berg-meer’ verschijnt. En voorlopig lezen wij dit prachtige werk niet bij
drie bundels tegelijk, niet bij bundel, niet bij deel, maar bij gedicht, bij
bladzijde, en regel bij regel.
Stroef is dit werk, lichamelijk is deze poëzie, van een lichamelijkheid
die naar zwaarlijvigheid zweemt. Gij zult ondervinden dat, in den beginne, als
ge dit boek doorbladert, u niet anders dan regels aanspreken. Als trage en toch
betrekkelijk plotseling voltooide afzonderlijkheden doemen vreemde en warme
woordcomplexen voor u op. ‘'k Heb mijne nachten meer doorbeden dan doorweend’ -
of ‘De nacht, de zwoele nacht heeft me als een wijn bevangen’ - of ‘De dag
schuift vóór den Dag gelijk