maals: herinnering aan eigen jeugd baat ons niet als
wij een kind waarlijk willen zien. De dauwdruppen die de natuur tegen de hitte
van de dag bestand maakten, zijn gesmolten als de zon hoog staat. Zulk een
glinsterend maar spoorloos verdwenen voedsel, waarop wij misschien wie weet hoe
lang nog ongeweten teren, is de kinderlijke reinheid, een verzonken bestanddeel
zonder uitzondering in de ziel van elk van ons; le candeur de mon fils, waar
Merceline Desbordes-Valmore zulk een prachtig gedicht over schreef.
Maar nu het boek zelf.
Hoe is
De Jong te werk gegaan om dit gegeven over te
brengen?
Wanneer ge dit boek zult lezen, zal het u wellicht ook opvallen hoe
weinig hier, in tegenstelling tot de boeken over Boefje en Gijs, sprake is van
Merijntjes huiselijk milieu. Zijn vader, zijn moeder, ze treden slechts als
uiterst vaag-omlijnde figuren op. En toch vernemen we terloops, dat juist in
het jaar waarvan het boek ons verhaalt, de vader door modernisatie gedwongen
van zelfstandig handwerksman naar de stand van fabrieksarbeider afzakt. Deze
gehele sociale achtergrond wordt, evenmin als de gezinssfeer, niet van
bijzonder belang voor Merijntjes gestemdheden geacht. En terecht. Zijn wereld
ligt elders, en de personen die daar wel werkzaam in optreden, zijn de
‘zelfkanters’ in het dorp, de afzijdigen, de zonderlingen. Daar is, in de
eerste plaats, de gevreesde stroper, de bandeloze woesteling, bijgenaamd De
Kruik, met wie Merijntje van strik tot strik en van fuik tot fuik door de
polders meezwerft en een nauwe vriendschap sluit. Daar is, later, een
rondtrekkend marskramer ‘Flierefluiter’, een ongedurig kermisgast vol tederheid
en grapjes die, in de tijd dat Merijntje misdienaar wordt, zich door de pastoor
laat overhalen ad interim het ambt van koster waar te nemen. Daar is de pastoor
zelf, een uiterst rechtschapen grijsaard ‘te goed voor deze wereld’; een
schrijver en zijn vrouw die in de nabijheid van het dorp een villaatje bewonen;
en daar is ten slotte een meisje van Merijntjes leeftijd, Blozekriekske,
waarmee hij vadertje en