de schrijfster
op deze roman van toneelleven een vervolg te schrijven onder de titel: ‘Jenny Heysten's carrière’.
Een enkele opmerking over het boek. De beschrijving van het toneelleven
zelf, de ongeveer twintig verschillende typen en karakters der artiesten, hun
gesprekken, hun uiterlijk en opvattingen, de steeds voortwoekerende afgunst en
ijdelheid, hun zeker gebrek aan zwaarte van persoonlijkheid, zodat zij nooit in
evenwicht zijn, hun naïef egoïsme, het is alles naar het leven geschilderd,
gefotografeerd, gecinematografeerd als men wil, met geen ander doel dan de
benadering van de juistheid van het object. Ik wil er zelfs aan toevoegen dat
al deze feiten zodanig gerangschikt zijn, dat zij niet zonder ‘signification
morale’ zijn en dat er, behalve in de figuur van Veraart, - maar dit mag
toegeschreven worden aan mej. Schepps merkwaardige kortzichtigheid juist waar
het hem betreft, - geen psychologische fouten in dit boek begaan zijn.
Maar het enige wat mij uit dit boek altijd zal bijblijven, is niet het
toneelleven, maar de beschrijving in de eerste 30 blz. van Jenny's vervallen
ouderlijk huis, en mej. Schepps verblijf aldaar. Daarin lag stof voor een
aangrijpender roman dan een zedenschildering (Kent gij ‘Isabelle’ van
André Gide?). Hoe is het mogelijk, dat de
schrijfster in het vervolg van de roman noch Jenny's vader, noch Timon of
Philip, meer laat opkomen? Ik gaf daar 10 tonelisten voor! (Het is bovendien
een onjuistheid).
Nog iets moet mij van het hart. De schrijfster heeft veel aan
Top Naeff te danken, in deze eerste bladzijden
vooral. De figuur van mej. Schepp, met haar nog-niet-helemaal-oude-vrijsters
fermheid en levenslust, doet denken aan Top Naeffs ‘Vriendin’ in haar opgeruimde kordaatheid van het aanvaarden
der dingen zoals ze nu eenmaal zijn, en er waren momenten tussen blz. 20 en
blz. 70 dat ik zelfs dacht aan ‘In den dop’ en ‘Het veulen’.