door eigen
wereldomspannende rusteloosheid, en in een vermoeden van eeuwige vernieuwing de
melancholie aanvaardt van het tijdelijke dat telkens onder ons waardeloos wordt
en afbrokkelt? En dan zijn wij zwervers, en de wijde wereld is ons te eng.
Maar er zijn er ook die in hun eigen vaderland zwervers zijn, en dat
weer met geheel onderling verschillende aanleg, vanaf Nico van Suchtelen, die
in zijn ‘zwerftochten met zijn tent’ vooral een geestelijk-hygiënisch contact
met de natuur zoekt, tot aan Kant die, ofschoon hij Duitsland nooit verlaten
had, een beschrijving gaf van de bouw en het verkeer van de Londense bruggen
met de levendigheid van een ooggetuige.
En er was, ongeveer 150 jaar geleden, een Fransman die Xavier de
Maîstre heette, en die in zijn beroemd boekje ‘Voyage autour de ma chambre’
zichzelf beschrijft als een zeer avontuurlijk zigeuner tussen zijn stoel en het
bed ‘ten noorden van deze stoel’ en die tussen de deur en het gordijn een
wonderbaarlijke wereld ontdekte.
Om tot
Borel terug te keren, hij ging naar China
uit liefde voor dit land en wat hij daarover aantekende is dan ook het lezen
waard, zolang hij zich bij China blijft bepalen. De beschrijving van zijn
bezoek aan de tempel van Kwan Yin, het interieur en de eredienst, het is
belangwekkend, het is zelfs suggererend. Hij beperkt zich hierbij tot het
weergeven van de emotie, en hij heeft ook de emotie om de emotie gezocht, om
een variant van l'art pour l'art te gebruiken. Het bewustzijn, dat wij in
Europa misschien ten onrechte als het meest waardevolle en specifieke van de
mens beschouwen, bleef, bijna met opzettelijkheid om de stemming niet te
schaden, buiten werking. Van meer waarde is daarom voor mij zijn hoofdstuk: ‘De
dikke god’, het bekende Chinese beeldje in speksteen, brons of porcelein, ‘de
lachende, van welgedaanheid glimmende dikzak met den uitpuilenden buik, de
kwabbige wangen, de vette ooren en de afhangende borsten’. Men leze de
bladzijden waarin hij vertelt, van welk een verheven Boeddhistisch - het is ook
een