Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza
(1961)–Martinus Nijhoff– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
als het ware een ‘nachträgliche Prognose’ geeft van de wereldgeschiedenis met gebruikmaking der Genesis-figuren. Hij ziet daarvan alleen de menselijke waarden, en alles wat buiten- of boven-menselijk is, ontgaat hem dan ook ten enenmale. Geen slang, geen zondeval, geen verdrijving uit het Paradijs, geen Maria-belofte door welke de figuren van Adam, Eva en Kaïn hun reliëf moeten krijgen. Nu staan deze figuren hier uit hun verband gerukt en daardoor achtergrondloos, als willekeurige, menselijke typeringen, zonder dat het Goddelijke aan hen voltrokken wordt. Zou dit boek iets van zijn waarde behouden, als wij Genesis niet kenden? Van Bruggens fantasie is niet verrijkend, maar verarmt, daar hij ons wel de geestelijke waarden ontneemt, maar er ons geen andere voor in de plaats geeft. Als surrogaat daarvoor geeft hij ons sociale tendensen, in Seth en in Kaïn belichaamd, een strijd tussen kapitaal en arbeid. En het is alsof zelfs deze strijd tot een parodie wordt als wij hem in oud-testamentaire figuren zien voorgesteld. |
|