J. de Meester
‘Vertellingen van
vroeger en later’
Bij
De Meester heersen twee strijdende machten:
een wil tot objectiviteit en een romantisch hart. Zo begrijpen we hoe bij hem
het ontroerd sentiment zich verlegen in de satire terugtrekt, hoe soms zijn
gebaren ruw zijn van het geweld van een bedwongen gevoel, hoe zijn woorden soms
hard zijn van een verkropte tederheid. Men merkt dit al in zijn stijl. De
zinnen dringen, draaien en breken af. Er is een voortdurend inwendig conflict
tussen zijn objectiviteit die het sentiment wil verzwijgen, en zijn
oprechtheid, die weer niet verzwijgen kan, tussen objectieve juistheden en
subjectieve waarheid, zou men kunnen zeggen. Tussen een bewustheid die er haar
kracht in stelt zich aan de natuur onderworpen te verklaren, en een hart dat
onoverwinlijk blijft reageren, onoverwinlijk, juist omdat het ontkend wordt,
omdat er geen rekening mee gehouden wordt, omdat het zich veilig voelt
weggestopt in zijn eenzaamheid.
Het is dan ook opmerkelijk, dat de meeste dezer vertellingen, die men in
deze nieuwe bundel bijeengebracht vindt, tot onderwerp hebben een, laat mij
zeggen, verscholen gevoel. Een verscholen gevoel, dat diep in de harten der
helden of heldinnen dezer verhalen heeft verborgen gezeten, dat zich dan
langzaam loswoekert en loswringt. Soms een jeugdliefde, soms een zonde, soms
een teleurstelling. Meestal is dan gedurende een geheel leven van wilskracht en
doelbewustheid zulk een gevoel